Wet kiescollege niet-ingezetenen

Reactie

Vraag1

Namens de Stichting Nederlanders Buiten Nederland (SNBN) geef ik u graag de volgende reactie. De SNBN ziet grote bezwaren bij het huidige wetsvoorstel.
In relatie tot het STEMGEWICHT van de Nederlanders in het buitenland, zoals nu bepaald in deze ontwerpwetgeving en zoals toegelicht in de MvT, onderstreept de SNBN met name de volgende punten:

1) Het kiescollege niet-ingezetenen dreigt een fopspeen te worden als het bewust een fractie van het stemgewicht heeft als dat van andere kiesgerechtigden (de Provinciale Statenleden). Deze discriminatie van Nederlanders in het buitenland is ongerechtvaardigd en strookt niet met het gelijkheidsbeginsel van onze grondwet en de evenredige vertegenwoordiging waar het Nederlands parlementair stelsel op gestoeld is;

2) In de memorie van toelichting stelt de regering dat het ‘disproportioneel’ zou zijn indien het stemgewicht van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen op basis van het totale aantal niet-ingezetenen zou worden bepaald. De vraag is waarom dit zo zou zijn - deze redenering is namelijk niet toegelicht. Het tegenovergestelde lijkt de juistere weg te zijn. Waarom zou het kiescollege bewust een lagere stemwaarde worden toegekend in afwijking van de berekening van die voor andere kiesgerechtigden voor de Eerste Kamer (de Provinciale Statenleden)?

3) De opkomst van de Nederlanders buiten Nederland bij de laatste verkiezingen wordt als aanhaakpunt genomen om het stemgewicht vast te stellen. Afgezien van het feit dat dit 'corona verkiezingen' waren (en daarmee onvergelijkbaar), wordt het stemgewicht voor de Provinciale Staten ook niet op deze basis berekend. Er moet sprake zijn van een consistente en eerlijke benadering ten opzichte van alle organen.

Namens de SNBN,

Eelco Keij
Voorzitter

Bijlage