Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam KesterCiviel (Ing WC Kester)
Plaats 's-Gravenzande
Datum 22 september 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1a Aandachtspunten bij de uitvoering
1. De technische uitvoerbaarheid blijkt moeilijker dan wordt aangenomen.
2. De weerstand tegen de transitie van de burgers is groter dan wordt aangenomen
3. De effectiviteit is heel gering gelet op de wereldwijde groei van bevolking en energiegebruik
4. De energiedichtheid en de continuïteit van zonne- en windenergie is lang niet toereikend voor de behoefte.
5. De beschikbaarheid van arbeidskrachten voor het isoleren en prepareren van woningen is te gering.
6. De permanente stroom immigranten zorgt voor benodigde toename van verkeersdruk, energieverbruik en woningnood.

1b. Rollen stackholders
1. Burgers zullen primair naar de haalbaarheid van de aanpassingen kijken en tegenwerken als het effect tegenvalt en het hogere kosten met zich mee brengt.
2. Bedrijven zullen alleen uit PR overwegingen een positieve houding aannemen. Echter wanneer hun concurrentiepositie in het geding komt zal zoveel mogelijk worden tegengewerkt. Dat speelt des te meer een rol als producenten uit het buitenland niet aan strenge klimaatregels onderworpen worden.
3. De overheid zal erg veel mankracht moeten inzetten om de transitie organisatorisch vorm te geven. Erg veel weerstand zal ondervonden worden wanneer blijkt dat de kosten voor burgers en bedrijven hoger gaan uitvallen en het resultaat tegenvalt. Ik vrees dat de benodigde mankracht extern zal moeten worden aangetrokken. Er zal een grote krapte ontstaan in technisch voldoende geschoolde krachten in de bouw en installatietechniek.
4. De kennisinstellingen zullen een tour de force moeten leveren in technische innovaties die financieel haalbaar zijn. Momenteel wordt door grote installatiebedrijven ernstig getwijfeld aan de capaciteit van warmtepompen.
5. De NGO's zullen wereldwijd moeten inzetten op geboortebeperking om de groei van de bevolking te stoppen, en vervolgens daling van het aantal mensen op aarde te bewerkstelligen en daarmee het energieverbruik te verminderen.




Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
1. Als de doelen in 2030 en 2050 worden gehaald zal dat alleen goed zijn voor ons imago in de wereld als duurzaam land. De wereldbevolking en daarmee het energiegebruik zal desondanks toch blijven toenemen gezien de aanstaande bevolkingsexplosie in Afrika, de voorgaande groei in India en de rest van Azie en ook in Latijns Amerika.
2. Het effect van de maatregelen in Nederland, Europa, China en Amerika zullen onvoldoende zijn om de groei van de uitstoot van kwalijke gassen te verminderen gelet op de welvaartgroei en de toename van de bevolking.
3. De verhoging van de CO2 uitstoot zal mede door kernenergie bereikt moeten worden om ook na 2050 en de eeuwen daarna de wereld leefbaar te houden.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Wat ik kan en wat ik wil bijdragen is niet hetzelfde.
Ik kan mij als gepensioneerde terugtrekken in mijn huisje en de winters in een dikke wollen trui en onder een dik dekbed doorbrengen in een zo goed mogelijk te isoleren huis waarbij de kamertemperatuur op 10 C wordt gehouden en mij alleen per fiets naar sociale gelegenheden vervoeren waarbij ik mijn auto en caravan kan verkopen.
De vraag is of ik dat wil als ik zie dat de wereldbevolking nog steeds in schrikbarend tempo toeneemt waarbij gekeken moet worden naar de nominale cijfers en niet naar het percentage.
Voor Nederland vindt ik het onbegrijpelijk dat aan het immigratiebeleid wordt vastgehouden waardoor er grote schaarste ontstaat op de (sociale ) woningmarkt en het verkeer, de energiebehoefte en de stikstofuitstoot evenredig maar onnodig toenemen.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Natuurlijk is het isoleren van vloer, dak en gevel heel nuttig. Ook een dikke trui en dekbed kan helpen bij een lagere energierekening dus CO2 uitstoot.
Ik ben van mening dat de verduurzaming gediend is bij een efficient energieverbruik. Natuurlijk zijn windmolens en zonnepanelen goed maar als een oppervlakte van 60 x 60 km aan zonnepanelen pas voldoende is om alle huishoudens in Nederland van stroom te voorzien dan vraag ik mij af of we wel zonder kernenergie kunnen. Een HR gasketeltje heeft een efficiëntie van bijna 100 %. Een centrale een veel lagere efficiëntie terwijl er ook nog transportverliezen zijn. Waarom het gasnet ook niet benutten voor waterstof uit zonnepanelen in de woestijnen??
Er wordt te weinig nagedacht over de term energiedichtheid.
Kernenergie is daarbij de grote winnaar.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
De vraagstelling en de voorgestelde maatregelen gaan te veel uit van een maakbare samenleving.
Het beleid gaat ervan uit dat als wij het in Nederland voor elkaar hebben dat de hele wereld wel zal volgen.
Als we een groot luchtdicht hek om Nederland zouden hebben is het klimaat misschien nog wel te redden, ook al heb ik daarbij mijn twijfels gezien de energiebehoefte en emmissies van industrie, verkeer en land- en tuinbouw.
Wij kunnen voorop lopen met onze maatregelen en dan zien dat de wereld bij lange na niet kan bereiken wat wij in ons democratische en hoog ontwikkelde landje voor elkaar krijgen. De wereldbevolking neemt nog eeuwen lang toe en daarmee de welvaart, energieverbruik, en uitstoot van allerlei ongewenste gassen zodat niet tot 2050, niet tot 2100 maar tot het jaar 3000 en verder gekeken moet worden.
De conclusie zal dan zijn dat de mensheid nog zal bestaan in een sterk gedecimeerde vorm waarbij haarden van vroegere beschavingen zichtbaar zullen blijven nadat er grote ecologische en klimatologische rampen en hongersnoden hebben plaatsgevonden.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
1- Ik zou willen participeren als de overheid garant staat voor het terugverdienen en een paar procent rendement omdat zij bepalend is voor de prijsvorming van gas en elektriciteit en de belastingen daarop. Ik zou willen participeren als het mogelijk is zonne- en windparken te combineren in bijvoorbeeld het IJsselmeer. Dat is ondiep genoeg voor molen in de waterbodem en de golven zijn niet te hoog voor drijvende zonnepark stellages.
2- Er zijn enorme oppervlakten nodig voor deze parken om voldoende energie voor de samenleving te genereren. Waarom wordt niet nog eens goed bekeken wat de voordelen van kernenergie. Dat heeft een hele grote energiedichtheid en is het niet nodig grote oppervlakten met windmolens en zonneparken te bouwen. Het gevaar van beheren van het afval wordt zwaar overdreven als dat in zoutmijnen gebeurd op diep in de ondergrond.
3- Wat gebeurd er met de afgekeurde panelen als er weer betere typen op de markt komen en als de levensduur is beeindigd?

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

7a. Ten eerste dient de overheid te beseffen dat het alleen zin heeft als de elektriciteit inderdaad alleen uit duurzame energie komt. De autos worden vooral 's nachts opgeladen als de zon niet schijnt en er minder wind is dan overdag. Het vraagt ook veel van het energienet , de kabels in de grond en de hoogspanningsmasten. Bedenk ook dat de gas en kolencentrales rendabeler werken als die ook in de nacht elektriciteit produceren voor die autos. Nu wordt energie teniet gedaan of de centrales draaien op een lage capaciteit. Als subsidies gegeven worden zullen zij uit de belasting op benzine en dieselautos moeten komen. De gaswinning wordt ook gestopt. Ook dat levert geen opbrengst meer op. Er is nog geen goede mogelijkheid elektriciteit op te slaan anders dan in grote accu's , die een veel te lage opbrengst hebben voor grootschalige opslag.
7b. De bevolking bestaat net zoals bij uitkeringen hoofdzakelijk uit calculerende burgers. Dus bij de aanschaf van een elektrische auto moet eerst duidelijk worden dat er financieel en comfort voordeel is.
7c. De laadtijd en beschikbaarheid van laadstations is een heel belangrijk punt. Een groot gevaar is het niet beschikbaar zijn van een laadstekker omdat anderen zijn die voor gaan en eerst een uur moeten opladen. Het aantal parkeerplaatsen met en zonder stekker is een tijd lang niet in balans. Lokaal zullen er te veel stekkers maar eerder te weinig stekkers zijn voor opladen. Wat denkt u van de werknemer die voor zijn werk afhankelijk van zijn auto en 's avonds geen plekje weet te vinden voor zijn stekkerauto? Die kan de volgende dag dus niet naar zijn werk of afspraak.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Dat kan alleen het op grote schaal invoeren van waterstof dat in de woestijnen door zonne- en windparken is aangemaakt. Een tweede niet genoemde mogelijkheid is het bouwen van kerncentrales. Dat zal op de langere termijn een grote bijdrage leveren aan de CO2 reductie. Een land als Frankrijk scoort beter dan Nederland omdat daar noodgedwongen veel kerncentrales in werking zijn.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Natuurlijk moet het antwoord luiden: Voorlichting en informatieverstrekking. Maak de burgers deelgenoot van het probleem. Leg er de nadruk op dat bij tegen werking de wereld in een paar jaar zal vergaan en dat zij daar dan medeverantwoordelijk voor zijn. Een schuldgevoel aanpraten is de beste oplossing. De vraag alleen is of dat reel is. Er zijn te veel technisch onderlegde burgers die daar doorheen prikken. Bij het behalen van de doelstelling zal nog het kalf verdrinken als niet de hele wereld meedoet. Niet alleen met het behalen van de doelstellingen maar ook met het bouwen van kerncentrales, opwekken van waterstof en sterk aandringen op geboortebeperking. Dat is in de Afrikaanse en Islamitische wereld bijna ondoenlijk. De islam is zo sterk dat ze zich niet in een hoek laten drukken.
Bij deze vraagstelling gaat u voorbij aan de immense omvang van de benodigde wind en zonneparken. Om alleen al de huishoudelijke elektriciteitsbehoefte te dekken is een oppervlakte zo groot als de provincie Zuid Holland aan zonnepanelen nodig. De industrie en het verkeer hebben nog eens een veelvoud een stroom nodig. Dat kan allemaal niet duurzaam in Nederland worden opgewekt. De tegenwerking zal dan ook groot zijn. U zou het kunnen combineren door alle veeteelt te verbieden en door zonneparken te vervangen, zodat de stikstof uitstoot sterk wordt verminderd. De landerijen zullen dan een hoofdzakelijk zwart aanzien hebben en er zullen geen koeien in de wei meer lopen. De weilanden zijn dan verdwenen.

Bijlage