Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam Paulus Visser
Plaats Urk
Datum 13 september 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

Antwoord 1a: Efficiëntie van de maatregelen voor het beoogde doel ( uitstoot van broeikasgassen reduceren).

Het is bijvoorbeeld efficiënter om gas en/of kernenergie te gebruiken dan om biomassa te verbranden of om massaal windmolens en zonnepanelen te plaatsen. Deze duurzame energiebronnen kunnen een toevoeging zijn op, maar niet de basis van, onze energievoorziening.

Antwoord 1b: Als burger ben ik totaal genegeerd.

Ik heb niet aan een zogenaamde "klimaattafel" gezeten en de partijen waar ik om stem worden uitgesloten van deelname.
De bedrijven hebben aan deze "klimaattafels" hun eigen belangen verdedigd en de kosten op de samenleving afgeschoven.
De overheid laat zich misbruiken en pronkt met allerlei prestigeprojecten wat niets oplevert voor het klimaat.
Kennisinstellingen worden enkel aangehaald als ze argumenten/onderzoek leveren wat de narratief ondersteunt.
NGO's doen meer kwaad dan goed, ik noem maar iets als hun bijdrage aan het verbod op de pulsvisserij.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Antwoord 2: Kernenergie of varianten daarop. De enige manier waarop deze klimaatdoelen behaald kunnen worden is als er kernenergie in onze energievoorziening komt als vervanging van fossiele brandstoffen. Zelfs Amerika onder leiding van Donald Trump heeft meer CO2 gereduceerd door hun 'Nuclear Energy Bill' dan Europa doordat Frankrijk en Duitsland kerncentrales sluiten en terug gaan naar bruinkool, gas en biomassa.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Antwoord 3a: De samenwerking met andere lidstaten moet gericht zijn op efficiëntie van de maatregelen. Laat het zonnige Spanje bijvoorbeeld veel zonnepanelen plaatsen, laat midden Europa in kernenergie investeren, laat Scandinavië met hydro energie opwekken, enz. Niet elk land hoeft 'een beetje van alles' te doen als het efficiënter kan door per land te specialiseren.

Antwoord 3b: -

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Antwoord 4: Nieuwbouwhuizen voorzien van zonnepanelen, regenwateropvang voor WC watergebruik, minder straattegels en meer groen, hang vogelhuisjes aan bomen, plant wat bloemetjes voor de bijen.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Antwoord 5: Door onze technologisch ontwikkelde en efficiënte boeren te steunen in plaats van handelsverdragen te sluiten met, en producten te importeren van, landen waar boeren vervuilend, dieronvriendelijk, en inefficient werken komen we al een heel eind. Onze boeren verbouwen steeds efficiënter door gewassen genetisch te modificeren zodat een gewas met bijvoorbeeld minder water hetzelfde product oplevert. Dat soort technologische ontwikkelingen moeten we stimuleren.

Ander punt is dat als volgens de vraagstelling de wereldbevolking van 9.5 miljard mensen het probleem is dat we misschien iets zouden moeten doen aan geboortebeperking, anticonceptiegebruik stimuleren, seksuele voorlichting verbeteren, en moeten stoppen met migratie (die veel kinderen baren) naar Nederland halen om onze 'vergrijzing' tegen te gaan.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Antwoord 6: De participatie of 'handreiking' die ik tot dusver ken is "er komen windmolens, basta". De term informatieavond dekt de lading wel, we worden geïnformeerd over iets waar we niets over te zeggen hebben.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

Antwoord 7a: Dat niet alleen goedbetaalde hoogopgeleiden profiteren van subsidies (Tesla auto) wat de gemiddelde burger niet kan betalen. Je hoeft niet overal subsidie tegenaan te gooien voor 'het goede doel' als autobedrijven met de elektrische auto's een ontwikkeling doormaken die langzaam doordringt naar de burger (als in tweedehands auto).

Antwoord 7b: Investeer in elektriciteitsopwekking (kernenergie) zodat de kosten van elektriciteit lager worden en mensen gemotiveerd worden elektrisch te rijden (in plaats van dure fossiele brandstoffen). Maak laadpalen wijdverspreid beschikbaar. maar let wel op of het elektriciteitsnet al deze vraag naar elektriciteit überhaupt aankan.

Antwoord 7c: Maak beleid voor zelfrijdende autos want als meerdere mensen gebruik kunnen maken van dezelfde zelfrijdende auto (die normaal gesproken de hele dag stil staat) dan is dat ook efficiënt. Zelfrijdende auto's kunnen door hun technologische efficiëntie helpen met het reduceren van files, doordat deze auto's met elkaar in contact staan en de beste route kunnen rijden.

Als iemand een elektrische auto koopt dan blijft er een 'vieze' tweedehands auto over. Misschien is het een idee om deze tweedehands auto's (tegen vergoeding) van de straat te halen en te vernietigen/recyclen. Want als iemand anders in die auto verder gaat rijden dan helpt het netto alsnog niets voor de CO2 reductie.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Antwoord 8: Het voorkomen van oneerlijke concurrentie, belastingvoordeeltjes en belastingontwijking van multinationals.

Stimuleer burgers producten lokaal te kopen, lokale kleding, lokaal voedsel, enz in plaats van pakketjes de wereld over te sturen.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Antwoord 9: Door efficiënt om te gaan met het oppervlak wat je hebt. Ga geen landbouwgrond omvormen tot zonnepanelen weides maar gebruik de daken van huizen voor zonnepanelen. Als mensen zelf geen zonnepanelen kunnen betalen willen ze misschien hun dak beschikbaar stellen voor zonnepanelen van het elektriciteitsbedrijf (tegen een klein voordeel).

Voor windmolens krijg je geen draagvlak doordat er veel te veel nadelen aan kleven.

Persoonlijk heb ik veel meer draagvlak voor kernenergie en een kerncentrale. Geef mensen die naast zo'n kerncentrale willen wonen gratis elektriciteit, een lagere huur of korting op hun woning, iets als compensatie om het draagvlak te vergroten. Misschien dat je op die manier het woningtekort ook nog een beetje tegengaat.