Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam JJ Tiemersma
Plaats Angerlo
Datum 19 september 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1a. Laat het woord klimaat weg, want dat is slechts een katalysator om via bang maken van mensen dit beleid gedaan te krijgen. Overtuig door het belang van grenzen aan groei/beheersing van groei te benadrukken, zonder angstverhalen van een of andere dreiging. Elke profeet die framet dat we nog maar even hebben voordat de wereld vergaat, moet op voorhand gewantrouwd worden, en dat blijkt ook uit de wetenschap. Hoe meer daar tegengeluid wordt weggedrukt, hoe meer tegenstand je zelf kweekt. Dus breng het als logische keuzemogelijkheid, zonder het woord klimaat te gebruiken.
1b Dat gaat goed, iedereen doet mee, behalve de 'burger'. Hen wordt ongeveer verteld dat de elite het beter weet dan zij, dus moeten ze stil blijven en geen vragen of kritiek naar voren brengen. Dat is een cirkel, want daarom wordt gewoon niet geluisterd, laat staan ieder een eigen geweten gegund. er wordt dus onvoldoende ruimte gegeven aan het laatste democratische echelon van burgers die aanvoelen dat ze bedonderd worden door de ALGore-stijl van doen en daar vervolgens steeds weer aanwijzingen voor krijgen wegens gebrek aan transparantie en respect voor het domme deel der natie.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Hou rekening met nieuwe inzichten in klimaatcijfers en klimaatoorzaken. Maak beleid bestendig door het te koppelen aan zelfvoorziening van ons land, niet aan klimaatafgronden.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a. Opslag van energie in internationaal verband: zoals nu reeds Noorwegen een functie heeft. Kernergie van Frankrijk heeft nu ook al een functie, ook al redenen om te bufferen dag.nacht. Maar dan wel bufferen zonder chemicalien en/of zeldzame metalen. Op het belgisch nationaal Plat ligt Boomse klei, die een waterdicht valmeer kan herbergen.
3b -

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
4. Als landschapsverwoesting met zeer hoge windmolens mag, dan moet een gemeente ook sneller toestaan om in het buitengebied eigen mini zonneweiden te realiseren. Dat verbieden ze nu via bestemmingsplan uit angst voor wildgroei. Dat hebben ze niet bij wildgroei van 200m stalen bomen die bovendien ook nog industrieel draaien en met lichten flikkeren.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
In plaats van landbouw naar het buitenland te verwijzen (de vraag zal blijven), kunnen we ook natuur bevorderen op grotere afstand. Biodiversiteit kijkt verder dan de recretieparkjes van Natuurmonumenten. Het is nog helemaal taboe de natuur een kleinere plaats te geven. Intussen valt er genoeg te den aan in balans brengen van de landbouw: hef maar milieubelasting op melkproducten etc. in plaats van op elektriciteit. Terug te leveren aan bijdragen aan milieu-investeringen in de landbouw.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Over participatie wordt veel geschreven maar zeer weinig gedaan. Lokaties voor windparken e.d worden NOG STEEDS gekozen op basis van de lokatie die sommige boeren/ontwikkelaars aanwijzen. De overheid is veel te gretig om hen te helpen, en laat daar steeds weer zien de participatie van anderen ondergeschikt te maken. Voor zonneweiden wordt nu reeds 8500 euro per jaar per hectare gecontracteerd, bedragen die laten zien dat het gewoon een ordinair zeer batig beleggingsproduct betreft. Volg "10 voor wind en zon in Gelderland" of de "Toolkit van het NLVOW" nu eens gewoon. Vragen als deze hierover stellen laat zien dat men niet doorheeft dat de overheid participatie nu gewoon gebruikt als een schaamlapje in plaats van in ernst. Er liggen methoden zat, het is een kwestie van voorwaarden stellen bij vergunningverlening.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

7a - ?
7b - iedere el-auto eigen zonnepanelen thuis, op kantoor, of op de fabrieks/opslaghal. Want anders is het steenkolen stoken: we willen wel elk moment van het jaar kunnen en moeten rijden.
7c - El-auto's zij ideaal om als treintjes achter elkaar te koppelen: asfalteer alle spoorbanen en laat OV-treintjes van elektrokarren rijden, allemaal gekoppeld, zodat het spoornet eindelijk intensiever efficient gebruikt kan worden. DE el-karretjes kunnen vanaf station zelf naar huis of werkplek rijden.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Onderken dat waterdamp (wolken) een klimaatdeken vormen. Bewolking is direct door te vertalen naar de nachttemperatuur. Wolken waaien internationaal over. CO2 is veel minder broeikasgas, maar waait ook in- en uit Nederland. Dus denk niet dat CO2 lokaal iets uithaalt. En stel de vraag niet met de term kostenefficiënt. Dit laat zien dat de ambtenarij en de regering niet beseft dat zij de bij CO2 betrokken miljarden beter kan besteden aan het waterbestendig maken van Bangladesh.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Dhr Piet Hein Donner heeft mijn vraag beantwoord op een receptie hoe het toch kwam dat in 2018 en 2019 alle (ALLE STUK VOOR STUK) bij de Raad van State gebrachte argumenten (zwamargumenten zowel als juridisch doorwrochte) zijn afgewezen met de term "betoog faalt". Zijn antwoord was eenvoudig : "Anders komt er niets van Parijs terecht". De overheid kweekt zijn eigen weerstand met zulke vooringenomenheden. Dat begint ook al in de lagere ambtenarij, die doel en middelen overhoophalen wegens het belang van hun kleinkindertjes in 2030 of 2050. Nu probeert men helemaal top-down in plaats van vanaf onderop: Europa verplicht NL, NL verplicht de provincies, Provincie verplicht de gemeenten. En die gemeenten spelen inwoners in de verschillende gemeentedelen (oost/west stad/platteland) tegen elkaar uit over de lokatiekeuze. Voorzover al niet bepaald door grondspeculanten. Hierover moet dus zeer diepgravend anders gedacht en gedaan gaan worden, om in plaats van draagvlak juist tegenkracht op te wekken.