Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | H Ballemans |
---|---|
Plaats | Culemborg |
Datum | 2 oktober 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
1a en 1b: Economie boven natuur, mens en milieu? Wat is de rol van de economie en financiële wereld in dit verhaal? waarom de mogelijkheid tot het nemen van dwangmaatregelen om burgers van het gas af te krijgen? Nederland importeert en verhandelt nu meer gas dan ooit., en buurlanden gaan gebruik van gas door burgers juist doorvoeren. Verder: gezondheidsaspecten zijn in het geheel niet meegenomen: wat als alles gaat werken met elektriciteit: de vuile stroom die hiermee ontstaat is weer een belasting op de volksgezondheid: is daar rekening mee gehouden in het budget? Haast is niet verstandig: Nederland is nu nog te afhankelijk van opwekking energie vanuit kolen-en gascentrales. Daarbij: de energie die kan worden opgewekt met behulp van zonnepanelen en windmolens is ruim onvoldoende (maar zo'n 20%) voor dekking van de totale energiebehoefte in Nederland. Dwangmaatregelen om burgers van het gas af te krijgen gaan niet werken: er bestaat nu al een kloof tussen overheid en inwoners: de\ze eerst maar eens overbruggen door meet het gesprek aan te gaan en transparantie in het uitvoeren van het bestuur; minder het beleid en politieke standpunten verkopen en meer direct contact met mensen, niet alleen met mensen in bedrijven.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Beleid voor de lange termijn is mooi, echter, de uitvoering van dit overhaast ingezette beleid zal al zeer waarschijnlijk niet het beoogde doel bereiken: alleen al doordat het teveel is ingegeven vanuit economische en financiële belangen. Burgers zijn nog steeds zeer sceptisch. Klimaatbeleid kun je niet 'verkopen', en dan burgers verwijten dat het ze aan hun laars lappen. Een goed gedegen klimaatbeleid wordt gedragen door burgers én bedrijven, omdat zij de noodzaak zien. Nu wordt nog teveel de ogen gesloten voor wat er werkelijk gebeurt. Zie bijvoorbeeld het programma Zembla vorige week: al tien jaar wordt vuil slib uit België in natuurplassen in Nederland gestort. Dit kan ik niet met elkaar rijmen. Zo ook:: gas importeren en verhandelen en wel burgers dwingen van het gas af te gaan. En ook: met de opwekking van grijze stroom de vergroening inzetten: dit is een stap te ver: eerst de grijze stroom verminderen, energiebehoeftes verminderen, CO2 uitstoot verminderen door bijvoorbeeld maximale snelheid te verminderen etc. etc. en dan kijken waar we staan. Kunnen we met werkelijk groene energie onze energiebehoefte dekken? Ik mis ook het gezondheidsaspect in het hele beleid: bij meer elektriciteit ontstaat ook meer kans op vuile stroom: worden ter voorkoming hiervan maatregelen genomen?
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a en 3b: samenwerking met buurlanden is fijn, zolang er geen monopolies ontstaan. Nog niet zo lang geleden werden de nutsvoorzieningen door de overheid geregeld. Het verwelkomen van marktpartijen zet de burger (nu: klant) op een achterstand. Marktpartijen willen verdienen aan de burger die nu klant is geworden. De burger wordt afnemer, en is geen participant meer die wordt vertegenwoordigd in organen die dicht bij de burger staan. Verschraling van het aanbod is het gevolg; evenals de kostenverhogingen.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Dit lijkt allemaal heel mooi, alleen mis ik een uitgewerkt berekeningsmodel over de effecten in de vermindering van de jaarlijkse CO2-uitstoot vermindering, Vermindering jaarlijkse woonlasten en verhoging van de jaarlijkse financieringslasten. Mijn suggestie is om deze berekening van te voren goed te maken, en daarin eventuele maatregelen op het gebied van te verwachten gezondheidsschade, omgevingsschade voor dieren zoals vogels en vissen, bodem-en watergesteldheid etc. mee te nemen, of tenminste de risico's in kaart te brengen en te benoemen. hierbij niet te vergeten de CO2 uitstoot verband houdende met de productie van de alternatieve energiedragers.
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Een van de meest simpele maatregelen zou kunnen zijn de afschaffing van BTW op biologische producten., en daarnaast subsidieregeling voor de boeren om te schakelen naar duurzame landbouw. De kennis en ervaring op dit gebied is al in ruim voldoende mate aanwezig: nu nog lef hebben en doen! Een goede bodem-en watergesteldheid is van essentieel belang voor onze voedselvoorziening. Daarom ook maatregelen om het gebruik van (vaak dure) medicijnen terug te dringen omdat dit ook via uitscheiding in het riool-en grondwater terechtkomt, importheffingen op plastic producten voor de huishouding. Groener bosbeheer door verhogen van het aantal bomen en bosgebied in Nederland: bomen houden grondwater vast, en zijn tevens CO2 vangers. Biogascentrales waarvoor juist bomen gekapt worden afbouwen: dit is een verliesmodel. Bevorderen duurzaam en biologisch moestuin-tuinieren op lokale schaal Dit is een reeks voorbeelden uit maatregelen die genomen kunnen worden, en zeker toch al bekend zijn bij overheden? Waarom dralen om deze toe te passen?
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Echte participatie: dat wil zeggen ook echt medezeggenschap in de plaatsing van alternatieve energiedragers en -opslag. Dus geen maatregelen van overruling of dwang opnemen en toepassen in de uitvoering van het beleid. Werken aan terugdringing energieverbruik in ogenschouw houden (bijvoorbeeld inzetten op vermindering energieverbruik in en rondom het dataverkeer)
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
Eerst maar eens de maximum snelheid verlagen naar 100 km p/uur. Het is nog te vroeg om over (massaal) gebruik van elektrische auto's te stimuleren, immers: de stroomopwekking gebeurt nog grotendeels met grijze stroom, en daarbij zijn de accu's bij de productie daarvan een vervuilende en milieubelastende factor. En hoe zit het met de vrachtwagens? Hoe is de verhouding in CO2 uitstoot tussen vracht-en personenvervoer?
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Ja, verlaging maximumsnelheid, minder vrachtverkeer en meer verkeer over water, vermindering vliegverkeer, vermindering veestapel (methaan), meer bomen en bos (CO2 opnemers). Om bepaalde doelen te halen (zoals vermindering vliegverkeer door invoering belastingen) is samenhang en internationale consensus nodig. Het voordeel is wel dat het de overheid niets kost, veel oplevert, en de lokale economie wordt gestimuleerd doordat mensen meer in NL op vakantie gaan.
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Mijns inziens is vergroting van dit draagvlak niet nodig, want het voorzien in onze energiebehoefte middels alleen zonnepanelen en windmolens is niet haalbaar. De meeste winst zit bij woningen in isolatiemaatregelen, en nationaal gezien in verlaging maximumsnelheid, vermindering energiebehoefte dataverkeer, en vermindering veestapel. Dwangmaatregelen zijn nooit goed.