Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | Dhr P Groot |
---|---|
Plaats | Hoofddorp |
Datum | 2 oktober 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
1a. Nederland loopt ver voor op de andere landen uit Europa. Wij waren in de jaren 90 al helemaal ‘aan het gas’ en dus relatief schoon met het verwarmen van de woningen. Als we dat vergelijken met Duitsland waar nu subsidie wordt gegeven om aan het gas te gaan dan hebben wij best wel iets heel erg goed gedaan. Als je de uitstoot van nu op het niveau van 1990 wilt brengen dan heeft Nederland het een stuk lastiger dan Duitsland:
- in Duitsland werd veel viezer gestookt, met bruinkool etc, waar Nederland al aan veel schoner gas zat. Voor Duitsland is het dus een stuk makkelijker om grote stappen te zetten.
- Nederland heeft een enorme groei van de bevolking doorgemaakt wat de vergelijking met 1990 een stuk lastiger maakt.
Eigenlijk zou je de vergelijking in Nederland moeten maken met de periode dat we nog niet aan het gas zaten, dat is een stuk eerlijker. Het is een typisch voorbeeld van de remmende voorsprong
1b. Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor de zg. Klimaatontkenners. Het hele gedram heeft veel weg van een religie.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Het is heel goed dat we minder afhankelijk worden van energie uit het buitenland. Daarmee houden we veel rijkdom in Nederland. Het moet echter niet ten koste gaan van de welvaart van de burgers. Van het gas af is bij nieuwbouw een goede keus, maar bij een huis uit 1930 is dat een wel erg dure operatie.
Er zouden veel meer individuele oplossingen mogelijk moeten zijn.