Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam Ing. D.F.K.R. Bank
Plaats Veldhoven
Datum 3 oktober 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1a:
Het klimaatbeleid gaat er vanuit dat het 100% wetenschappelijk bewezen is dat men het klimaat kan sturen m.b.v. de uitstoot van CO2. Hoewel in mijn ogen de mainstream media met een ware propaganda oorlog bezig is om ons dit te doen geloven zijn er veel feiten welke het tegendeel doen bewijzen. Ik noem er enkelen:
1. Als de wereldtemperatuur tegenover de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer over de afgelopen 600 miljoen jaar afgezet wordt is er geen verband te ontdekken tussen de temperatuur en de hoeveelheid CO2. Zo zijn er perioden waarop de temperatuur op aarde daalde terwijl de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer steeg en omgekeerd. Zie bijlage.
2. CO2 werkt als broeikasgas door de infraroodstraling welke door de aarde terug gereflecteerd is terug te kaatsen zodat deze alsnog wordt omgezet in warmte. Mocht CO2 de grote boosdoener van de temperatuurstijging op aarde zijn, dan zou de temperatuurstijging groter moeten worden naarmate men dichter bij de evenaar komt, omdat daar de meeste infraroodstraling van de zon is. Metingen van de NASA laten het tegenovergestelde zien, zie bijlage.
3. Metingen van de NASA laten ook zien dat de temperatuur sterker gestegen is in gebieden welke maatregelen hebben genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Aangezien dit ertoe leidt dat er meer zonne-energie de aardoppervlak bereikt, is het aannemelijk dat dit ook van invloed is op de temperatuurstijging.
4. De wetenschappers van het IPCC welke de huidige alarmistische rapporten hebben opgesteld zijn gebaseerd op de hockeystick theorie welke zegt dat de temperatuur nooit zo snel gestegen is als in de industriële tijd. Deze theorie is door hooggerechtshof van Vancouver verworpen vanwege het bewust manipuleren van de meetgegevens zodat daar de alarmistische temperatuurstijging uit zou komen. Zie bijlage.

1b:
Ik vind de uitwerking ervan een aanfluiting van de democratie. Het klimaatbeleid was geen grote verkiezingsthema van de coalitiepartijen, waardoor de burger er in de verkiezingen geen rekening mee kon houden. Daarna kwamen de klimaattafels waarbij alleen milieuactivisten tot het bedrijfsleven betrokken waren. Zij hadden de gelegenheid om hun belang veilig te stellen en de rekening door te schuiven naar de burgers. Ook raadgevend referendum afgeschaft waardoor de burger zijn laatste inspraak mogelijkheid ontnomen werd. Voor wat genoemd wordt als de grootste transitie sinds de 2e wereldoorlog is dit onacceptabel in een democratie.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
2:
Ik vind dat de hele klimaatbeleid ons afleidt van de werkelijke problemen, en daardoor veranderd zou moeten worden in een integrale milieubeleid. Er zijn teveel onzekerheden over of de klimaatverandering daadwerkelijk een probleem gaat worden, en zo ja wat we eraan kunnen doen. Wat wel zeker is is dat het ons afleidt van aantoonbare problemen zoals de massale insectensterfte en algehele uitputting van de aarde door de ongeremde bevolkingsexplosie. Vandaar dat ik me hierin zou richten op het volgende:
1. Energietransitie: stoppen met het landschap volplanten met windturbines en zonnepanelen waardoor de wereld 1 grote industrieterrein wordt. Behalve vernietiging van het landschap en ecosystemen gaat dit door de lage energiedichtheid en instabiliteit ervan leiden tot een enorme welvaartsverlies en onbetrouwbare energievoorziening. Ook gaat dit een enorme afvalberg produceren. Beter is om te investeren in kernenergie gecombineerd met technisch onderzoek naar energiebronnen welke wel beter zijn dan de huidige.
2. De insectensterfte tegen gaan door van intensieve landbouw en veeteelt over te schakelen naar een biologische variant. Voor verdere toelichting zie vraag 5.
3. De bevolkingsexplosie (ook in Nederland) moet afgeremd worden, anders heeft geen enkele klimaat of milieumaatregel zin. Dit zou gedaan kunnen worden door ontwikkelingshulp afhankelijk te maken van de te nemen maatregelen tegen de bevolkingsgroei. Daarnaast moeten er geen migranten aangenomen van landen welke onvoldoende doen om de bevolkingsgroei binnen de perken te houden zodat ze met de gevolgen van hun beleid zullen moeten leven waardoor ze uiteindelijk gedwongen gaan worden hier iets tegen te doen. Ook NGO’s zullen hierin hun verantwoordelijkheid moeten dragen omdat velen van hun op dit moment activiteiten verrichten welke de bevolkingsgroei juist stimuleren.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a:
Nu de EU van plan is om ook in 2050 energie neutraal te zijn, vind ik dat Nederland moet wachten op de maatregelen welke daar vandaan komen i.p.v. alleen de wereld proberen te redden. Zolang de rest niet meedoet hebben onze inspanningen toch geen zin, en kunnen we ons geld beter behouden om ons aan te passen aan eventuele klimaatveranderingen. Dit zal onmogelijk worden wanneer we ons geld hebben opgebrast aan klimaatmaatregelen waar de rest niet aan mee doet (zal van het gas af).

3b:
Subsidies slechts beperkt toepassen, en dan alleen in de opstartfase bij veelbelovende uitvindingen. Aan een product welke over een langere tijd gesubsidieerd moet worden heeft de maatschappij blijkbaar geen behoefte, en deze zullen op de lange termijn zelden een succes worden. Wel is het belangrijk dat als er een subsidieregeling ingevoerd wordt hier helder over te communiceren, en de afspraken tussentijds niet te wijzigen zodat de burger weet waar hij aan toe is.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
4:
Bij verduurzaming is het belangrijk om te kijken of de voordelen opwegen tegen de nadelen, en dat over de hele productieketen. Heel Nederland van het gas af halen bijv. gaat met zeer veel kosten gepaard en biedt vrijwel geen voordelen. Dit holt het draagvlak voor duurzaam beleid uit, waardoor de bevolking op termijn voor een ander beleid kan kiezen waarin alles teniet wordt gemaakt. Wat het nog zotter maakt is dat Nederland van het schone aardgas af zou moeten, terwijl de wereld het juist ziet als de fossiele brandstof van de toekomst. Tot slot ruikt het naar ware bedrog omdat de Nederlandse burger van het “kwade” aardgas af moet, terwijl de Nederlandse overheid zelf miljarden investeert in Nordstream 2 waardoor ze meewerkt om onze vriend Putin de gasproductie te laten uitbreiden naar het noordpoolgebied zodat de Russische gasproductie kan worden verdubbeld (waar onze overheid weer aan kan verdienen aan de distributie).

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
5:
De insectensterfte kan tegen gegaan worden door van intensieve landbouw en veeteelt over te schakelen naar een biologische variant. De monocultuur aan gewassen welke over de wereld getransporteerd worden om de megastallen van voer te voorzien zijn veel bedreigender voor het milieu dan de burger die z’n huis op gas warm stookt. Hiervoor zou Nederland in Europees verband kunnen pleiten om de landbouw te ontwikkelen in de “achtergestelde” plattelandsregio’s van Europa waar het mogelijk is om tegen een redelijke prijs biologische landbouw te bedrijven. Om dit te laten slagen is het belangrijk dat landbouwproducten belast worden naar de afstand waarover ze zijn getransporteerd zodat lokale producten kunnen concurreren tegen massaproductie in bijv. Zuid-Amerika of Azië. Alleen dan kan de Nederlandse boer overschakelen naar biologische landbouw en tegelijk concurreren met de internationale markt.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Ik wil niet participeren aan zonne- of windenergie omdat het duidelijk is dat het niet gaat werken en ik niet mee wil werken om Nederland te veranderen in 1 groot industrieterrein zoals te zien is in Duitsland. Het vernietigt landschap, biodiversiteit en woongenot van mensen. Daarnaast zorgt voor een instabiel energienet en is te duur. Tot slot heeft Nederland niet eens voldoende landoppervlak beschikbaar om geheel over te schakelen naar wind- en zonne-energie. Hierop inzetten brengt ons terug naar de middeleeuwen.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

7a:
Stoppen met het subsidiëren van elektrische auto’s. De elektrische auto bestond voor de benzineauto, en heeft het afgelegd omdat de benzineauto beter was. Om 100 jaar later deze gefaalde technologie d.m.v. subsidie weer tot leven proberen te wekken is weggegooid geld. Daarnaast is de accutechnologie zwaar belastend voor het milieu. Als er al subsidie verstrekt moet worden aan elektrische auto’s dan alleen aan de ontwikkeling aan een techniek welke wel aantrekkelijker is dan de brandstof gestookte variant.

7b:
Nee.

7c:
Pleiten bij de VN en EU voor wereldwijde accijnzen op scheepvaart stookolie en kerosine voor vrachtverkeer om lokale productie te stimuleren.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Bij de berekening van de Nederlandse uitstoot meenemen wat de productie van consumptie goederen bestemd voor Nederland in het buitenland hebben uitgestoten. Omgekeerd de Nederlandse uitstoot voor de productie van goederen bestemd voor het buitenland uit de berekeningen aftrekken.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Het is onmogelijk om de draagvlak voor windturbines en zonnepanelen te vergroten, omdat ze van het landschap 1 groot industrieterrein maken, het woongenot van de mensen vernietigen en de waarde van hun huis verlagen. Dan hebben we het nog niet over de hogere energieprijzen + instabielere net. Er wordt gezegd dat zonnepanelen op het dak voordelig zijn maar iedereen weet dat het komt door de energiebelastingen en salderingsregel. Worden deze afgeschaft dan zal wind en zonne-energie nooit kunnen concurreren tegen andere energievormen.

Bijlage