Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam Koninklijke Vereniging Gasfabrikanten Nederland (M.G. Hendrickx)
Plaats Roden
Datum 3 oktober 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1A:
De Koninklijke Vereniging Gasfabrikanten Nederland (KVGN), de belangenvereniging van de gaswaardeketen, kiest voor een betaalbare en betrouwbare benadering bij de uitvoering van het klimaatbeleid.

Dit betekent dat we ons onder andere moeten richten op systeemintegratie, dat wil zeggen een huwelijk tussen elektronen en moleculen. Energietransitie is in Nederland niet een kwestie van of–of maar van en–en. Om tijdig zowel de doelstellingen voor 2030 als die voor 2050 te halen zijn gasvormige oplossingen daarom net zo belangrijk als groene stroom. Omdat we naar de economisch gezien beste en duurzaamste oplossing moeten streven, zullen we voor elke situatie over sectoren, energiedragers, en infrastructuur heen moeten kijken.

Op dit moment legt het Klimaatakkoord de nadruk op elektriciteit. Hoewel verduurzaming van onze elektriciteitsvoorziening een absolute voorwaarde is, zullen we veel meer moeten doen. Verduurzaming van andere energiedragers, zoals (aard)gas, is minstens zo belangrijk. Voor groen gas, waterstof en aardwarmte moet daarom beleidsmatig en financieel voldoende ruimte worden gecreëerd om tot 2030 (en daarna) een markt te ontwikkelen.

Alle duurzame opties zijn nodig om de klimaatdoelstellingen te kunnen halen. In de aanpak die KVGN voorstaat, vinden elektriciteit (‘elektronen’), duurzame gassen (‘moleculen’) en andere energieoplossingen zoals aardwarmte elkaar. Bij die integrale aanpak en verregaande samenwerking op alle fronten is de kans op een succesvol klimaatbeleid het grootst.

1B:
Iedereen heeft een taak en een functie in de transitie en we zullen alle partijen nodig hebben om de transitie succesvol te laten verlopen. Hier hoort ook de verantwoordelijkheid bij van alle partijen om over hun eigen schaduw heen te stappen en gezamenlijk tot oplossingen te komen. Daarbij hebben we niet meer de luxe om bepaalde technologieën of sectoren uit te sluiten.

In de verdere beantwoording van de andere vragen zal worden aangegeven welke activiteiten de gassector in samenwerking met de voor deze thema’s relevante andere stakeholders onderneemt om optimaal bij te dragen aan de realisatie van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord en de realisatie van de transitie als geheel.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
In het bijgevoegde visiedocument vindt u meer informatie over de onderwerpen waar KVGN zich voor inzet om tot een CO2-neutrale energievoorziening te komen in 2050. Dit zijn de thema's Waterstof, Groen Gas, CO2 afvang en opslag (CCS), Aardwarmte en Systeemintegratie.

Wij vragen hier graag ook nog bijzondere aandacht voor de cruciale rol van aardgas in het pad naar 2050. De uitdaging om te komen tot een volledig duurzame energievoorziening in 2050 is namelijk immens en vraagt om grote inspanningen van alle partijen. Momenteel komt 40% van de primaire energievraag van aardgas. Om het einddoel van het Klimaatakkoord te halen, zullen we in 2050 CO2 neutraal moeten presteren. Als tussendoel heeft men gesteld om in 2030 ten minste 49% van de CO2 uitstoot te reduceren. In Nederland gebruikt men aardgas niet alleen als grondstof en voor de productie van elektriciteit, maar ook in bijna alle huishoudens wordt al decennia gebruik gemaakt van aardgas.

Aardgas zal in de transitie naar een volledig duurzaam energiesysteem heel hard nodig zijn. Met name doordat aardgas in deze periode de rol als flexibele energiebron (denk aan dunkelflaute) zal innemen, kan de sector de transitie naar een duurzame, betaalbare én betrouwbare energievoorziening versnellen.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3A:
Deze transitie kán en hoeft Nederland niet eigenstandig en in isolement tot een succes te maken. Dit betekent dat we open moeten staan voor technologische ontwikkelingen en slimme oplossingen in andere landen die bij zouden kunnen dragen aan een zo efficiënt mogelijke transitie in Nederland.
Afstemming van beleid met onze buurlanden (zoals recent met Duitsland) en voortrekkers binnen Europa draagt daar ook aan bij.

Daarnaast zouden we in Europees verband ook goed moeten kijken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden die de bestaande gas- en elektriciteitsinfrastructuur te bieden hebben. Nederland heeft daar een unieke positie in als internationaal knooppunt voor energietransport.

Een belangrijke pijler in de aanpak tot het reduceren van emissies is een stevige prijs op CO2. Dat steunt KVGN van harte. KVGN vindt echter een nationale prijs in een internationale markt niet verstandig, omdat het achterliggende onderzoek aantoont dat dit niet leidt tot emissiereductie in Europa en er wel te veel andere negatieve consequenties voor Nederland uit voortvloeien.

Een invoering van een nationale CO2-prijs verstoort daarnaast de doelstelling en opzet van het ETS, dat juist probeert een gelijk speelveld voor CO2-reductie te creëren. Een verdergaande emissiereductie zou daarom via het Europese ETS moeten worden geregeld, door bijvoorbeeld meer overtollige rechten uit de markt te halen en een sterker emissiereductiedoel vast te stellen met bijbehorende lineaire reductie factor.

3B:
Alle leden van KVGN dragen in belangrijke mate bij aan de energietransitie door participatie in een veelvoud aan innovatieve projecten en technieken. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan het CCS project Porthos, het waterstof project H-vision of het systeemintegratie project GZI Next. Naast deze projecten bestaan er nog vele andere initiatieven waar onze leden bij betrokken zijn.

Daarnaast gaan wij graag het gesprek aan met andere stakeholders om nieuwe samenwerkingsverbanden te zoeken met andere partijen die actief (willen) zijn in de energietransitie. Op deze manier kunnen we de zowel de bestaande kennis als de infrastructuur beschikbaar stellen om tot een volledig duurzame energievoorziening te komen die betaalbaar en betrouwbaar is.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Er ligt de komende jaren een enorme opgave om alle woningen en gebouwen in Nederland te verduurzamen. Hoe deze opgave eruit ziet, zal echter per gebied verschillen. Zo is nieuwbouw al energiezuinig en daar is de resterende vraag vaak in te vullen met duurzame elektriciteit, restwarmte en geothermie. Gas komt er aan te pas wanneer andere energievormen tijdens een beperkt aantal uren per jaar de vraag niet kunnen bijbenen en speelt daarmee de rol van flexwerker. Zoals met kleinschalige, flexibele (bio-)wkk aan de rand van woonwijken als back-up faciliteit. Nieuwbouwwijken hoeven in de toekomst dus niet meer op het gasnet te worden aangesloten.

In veel oudere bestaande woningen zal gas echter langer noodzakelijk blijven, omdat deze gebouwen moeilijker volledig te isoleren zijn. Toch kan ook hier veel worden gewonnen met betere isolatie en voor een deel elektrificatie met groene stroom en warmtenetten, en zorgen hybride warmtepompen voor warmte in tijden van kou. Tegelijkertijd biedt de inzet van groen gas goede oplossingen, met name voor de (oudere en afgelegen) wijken en huizen waar de aansluiting op gas voorlopig blijft bestaan.

Onze leden zijn ook hier nauw betrokken bij de ontwikkeling en investering van de bovengenoemde technieken door middel van de realisatie concrete projecten.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
De gassector wil graag samenwerken met andere sectoren zoals de landbouw (maar ook de afvalverwerkingsindustrie) om ook daar methaanemissies verder te reduceren. Bijvoorbeeld door beperking van methaanemissies door vergisting en vergassing en door deze af te vangen en circulair in te zetten, als bron van groen gas.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Naast dat sommige van onze leden ook actief participeert in dit soort projecten achten wij het van belang om niet alleen de focus te leggen op elektrificatie van duurzame energie als doel op zich. Wij vinden het belangrijk om hiernaast ook oog te hebben voor de rol die dit soort projecten (kunnen) vervullen in het gehele energiesysteem. De bestaande kennis en (gas)infrastructuur van onze leden kan hier een waardevolle rol in vervullen, zoals we ook zien bij het GZI Next project in Emmen.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

7C:
Ook hier zien wij veel aandacht voor de elektrische toepassingen en oplossingen in het vervoer, die ook allen hard nodig zijn. Dit is echter met name voor zwaar (en lang) transport en in de scheepvaart niet de meest passende oplossing.

De gassector kan een belangrijke rol spelen in de transitie van LNG in transport naar Bio LNG. Bio LNG gemaakt van groen gas van bioafval kan bijdragen aan verduurzaming van de transportsector terwijl er nog steeds gebruik wordt gemaakt van het molecuul gas. Bestaande LNG motoren kunnen daardoor makkelijk overgaan op Bio LNG.

Daarnaast zal ook waterstof een belangrijke rol spelen in de verdere verduurzaming van onze verschillende vormen van mobiliteit (zwaar transport, personenauto’s, treinvervoer, scheepvaart en de luchtvaart) en daar dragen wij als gassector ook graag aan bij.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Door efficiënt en slim hergebruik te maken van de bestaande gasinfrastructuur die aanwezig is in heel Nederland. Denk hierbij aan offshore platforms en pijpleidingen voor de transport en opslag van CO2 en de transport van waterstof, het hergebruik van bestaande olie- en gasputten voor aardwarmte of aanpassing en omvorming van gasleidingen netwerk tot een waterstof backbone voor industrieclusters.

Door vergisting of vergassing van lokale biomassa zoals rioolslib, mest en GFT-afval te verwerken tot groen gas en deze in het lokale energiesysteem in te voeren (inclusief de bijbehorende groen gas certificaten).

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
De gas producenten zijn op land op vele productielocaties actief. Deze locaties kunnen benut worden voor de opwekking van hernieuwbare stroom en warmte. Dat kan zowel naast de huidige activiteiten (medegebruik) als na beëindiging hiervan (hergebruik). Door gebruik te maken van de kennis, voorzieningen en vergunningen op deze locaties worden hernieuwbare opties makkelijker inpasbaar en kunnen de kosten voor de hernieuwbare opwekking omlaag. Aardwarmte, groengasproductie, waterstofproductie en -opslag, zon- en windenergie kunnen hier gebruik van maken.

Ook door gebruik te maken van de bestaande gasinfrastructuur op de Noordzee is het mogelijk om de opgewekte energie op een zo efficiënt mogelijke manier in te passen in het energiesysteem en aan land te krijgen naar de eindverbruiker.

Bijlage