Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam jurjen veenstra
Plaats Niezijl
Datum 25 september 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1a: Mensen moeten keuzes aangeboden krijgen die goed zijn voor het klimaat en in de richting van die keuzes worden gestuurd.
Voorbeeld: Als de investeringen in asfalt veel lager zouden zijn, maar ik elektrisch spoor zouden zitten en dat spoor zou bovendien gratis zijn, dan zouden nog maar weinigen kiezen voor een eigen auto. Je zou 3km fietsen naar het dichtstbijzijnde station en vervolgens treinen. Zoveel spoor lijkt duur, maar de lastenverlichting doordat je geen auto meer hebt is enorm. Een auto zou typisch een ding zijn om eén keer per maand te huren en dan op maat (kleine stadsauto of bestelbus).
Voorbeeld: Lokale dagverse producten staan vooraan in de supermarkt, met een negatief BTW tarief. Zonder plastic, zonder reclame.
Ik kan nog tientallen voorbeelden bedenken. Maar daar hebben we een overheid voor met gestudeerde mensen, hoop ik.
1b. De overheid is leidend in het opleggen van maatregelen die moeten worden nageleefd. Bedrijven willen echt wel volgens de regels onze consumptie hebben. Ook als de regels lastiger zijn, zitten hier heel veel koopkrachtige consumenten. Kennisinstellingen en lobbyinstellingen lijken vanuit de ogen van de overheid teveel op elkaar. Kennisinstellingen moeten onafhankelijk worden van de derde geldstroom en bestuurders moeten weerbaarder tegen lobby worden gemaakt door actief kennis over te dragen.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
De lange termijn is te ver weg. De rijksoverheid heeft al een paar keer gesuggereerd, dat we nu niet veel doen omdat we een lange termijnplan prioriteit geven. De juiste werkelijkheid is, dat als we in 2030 nog steeds de helft uitstoten van wat we nu doen, dat er dan geen uitweg meer is. Nu al staan in vrijwel alle 1,5 tot 2C plannen negatieve emissies door af te vangen met installaties / technieken. Die uitstoot is typisch ongeveer 20x zoveel als de jaarlijkse mondiale uitstoot. De technieken bestaan nog niet; Ze zijn slecht een weerspiegeling van het feit, dat we 20 jaar te laat zijn begonnen aan de transitie. De schuld die nu moet worden ingelopen is 20 jaar uitstoot, 20 jaar treuzelen. Wat we na 2030 gaan doen zien we dan wel, nu moet ALLES worden ingezet om daarvoor meer dan 50% reductie te halen. Kunnen we 90%? Doen!

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a: Verdere verknoping van het net. Weersvoorspellingen gebruiken om te weten waar morgen wind is en waar er netto vraag zal zijn naar stroom. Diversificatie van bronnen van stroom en warmte. Als overal wind en zoncapaciteit staat, is er altijd ergens een overschot. (Schotland heeft vaak 2x zijn eigen stroombehoefte uit wind, en als het daar niet waait, dan juist wel in Denemarken) .
Europa kan de belasting op CO2 goed reguleren. Ook negatieve uitstoot kan hierin worden betrokken. De fossiele uitstoters zullen uiteindelijk de innovatieve afvangers een winst moeten geven. Dus als ik 1kg CO2 voor een euro af kan vangen, dan moet de uitstoot daarvan 1,20 gaan kosten voor mijn rendement.

3b: Vraagt u mij als persoon om de samenwerking met landen te initiëren? Dan wil ik graag de telefoonnummers van de europese regeringsleiders.

Ik ben voor de herverdeling van grond. Ieder mens heeft 2,5Ha land tot zijn beschikking. (wereldwijd: landoppervlak/bevolking) Maar de meesten hebben zelfs geen idee wat dat is. Het eigendom van land is immoreel, omdat het eeuwenlang door families in bezit is geweest. Grondbezit moet worden belast met een percentage grondbezit, met een vrije voet van 2,5Ha. En mensen zonder grond krijgen het recht de grond een nieuwe bestemming te geven. Dat is mijn bijdrage.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Een quotum op gasverbruik. Een huishouden hoeft niet meer dan 1000 kuub gas te gebruiken, als de woning juist wordt aangepast. De maatregelen om daar te komen kunnen worden gesubsidieerd. De kosten van de subsidie kunnen komen uit een belasting van het verbruik boven het quotum. Het quotum kan hoger beginnen, maar moet gestaag dalen, terwijl de belasting stijgt. Huurders krijgen huurvermindering voor de waarde van de belasting boven het quotum.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
ik heb bij vraag 3 al gepleit voor nivellering van het landbezit.

boeren moeten een taak krijgen in het landschapsbeheer. zij hebben een drukke en een rustige tijd, zowel dagelijks als door het jaar heen. het beheer van bermen en sloten, het ruimen van sneeuw en meer van dergelijke taken kunnen tegen een vaste vergoeding en als compensatie voor minder intensieve landbouw en veeteelt worden aangeboden. een boer heeft al een tractor en andere apparatuur. gemeenten kunnen dit soort taken afstoten.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
wind en zon zijn lucratiever dan steenkool en gas. de overheid moet de energievoorziening naar zich toetrekken en de fossiele energie laten dood smoren. als de overheid op die manier weer eigenaar wordt van energie, dan delen burgers al mee door die energievoorziening zelf. de privatisering was een fout. de exploitanten van de kolencentrales aan de Eemshaven proberen al compensatie te krijgen voor het ombouwen of afschaffen. Belast ze en concureer ze weg met zon en wind! Zonder compensatie.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

eerder pleitte ik al voor fijnmazig en gratis openbaar vervoer. het bezit van een prive voertuig hoeft niet gesubsidieerd te worden.
auto's die gebruikt worden als laad- en levercapaciteit kunnen profiteren van tarieven per kwartier. (soms is de stroom gratis en soms duur)

7a zit dus vastgeroest in het prive autobezit. en de oude economie. een auto die stilstaat, overdag gratis laadt en 's avonds tegen een tarief levert, die wil ik wel. zonder subsidie.

7b. zie 7a. vastgeroest, achterhaald.

7c: opnieuw: gratis openbaar vervoer. stop met investeren in individueel vervoer. dat hoeft alleen op die spreekwoordelijke laatste kilometer.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Het wantrouwen, dat mijn reductie elders tot meer uitstoot zou leiden heb ik niet. Overal wordt het leefklimaat slechter. Elders zullen mensen ook in opstand komen om de toestand niet verder uit de hand te laten lopen.

opnieuw; landbezit belasten met landbezit. Het opvolgend kleinschalig bezit van land geeft mensen de kans circulair te zijn. Bijvoorbeeld bemesten met eigen compost of uitwerpselen van eigen dieren.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
dat draagvlak is ondergeschikt aan het doel. Gewoon doen.