Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | Ir Kees van Onselen |
---|---|
Plaats | Stolwijk |
Datum | 2 oktober 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
1a.
De discussie in Nederland is momenteel behoorlijk vertroebeld. Klimaatbeleid wordt in één adem genoemd met energiebeleid. Dit laatste omdat we de stelling hebben aangenomen dat de temperatuur stijgt vanwege de, door menselijk handelen, gegenereerde hoeveelheden CO2. Dit laatste ontstaat weer voornamelijk bij het genereren van energie. Ofwel: Klimaat ontspoort door CO2 en CO2 onstaat door energieopwekking . Een overgesimplificeerd model waarin klimaat en energie één en hetzelfde containerbegrip zijn geworden voor alles wat wij op deze wereld vernietigd hebben en nog zullen vernietigen.
Daarmee wil ik niet zeggen dat deze CO2 uitstoot geen bijdrage levert aan de opwarming. Alleen de mate waarin staat (ook in de wetenschap!) nog ernstig ter discussie. Zelfs het IPPC zegt in haar Summary for Policymakers: (januari 2019 – Introduction A2) “....but these emissions alone are unlikely to cause global warming of 1,5o C…”
Ik wil ook niet zeggen dat wij geen aandacht zouden moeten hebben voor schonere en efficiëntere vormen van energieopwekking welke onze beschaving voor de komende eeuwen moet vrijwaren voor economisch verval en toenemende milieuvervuiling, integendeel. Of wij daarmee echter de gestelde klimaatdoelstellingen kunnen realiseren is dus echter heel erg twijfelachtig.
Kortom: uitvoering van het klimaatbeleid zou ik hier vrij willen vertalen naar uitvoering van een schoner en efficiënter energiebeleid, CO2 neutraal en met een minimale impact op het land, de infrastructuur en de samenleving zoals wij die nu kennen. Een logische stap daarin is ontwikkeling van kernenergiecentrales gebaseerd op thorium.
1b.
Rollen kunnen slechts opgepakt worden als deze naar draagkracht en uitvoerbaarheid realistisch zijn.
Daarvoor zal veel innovatiekracht nodig zijn welke de overheid middels subsidies kan versterken. Kennisinstituten zullen (met een politiek onafhankelijke agenda) daarvoor een belangrijke inbreng moeten leveren. Deze innovatie zal zich moeten focussen op schone en efficiënte energievoorziening zoals bijvoorbeeld thorium energie.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Uitvoering van het klimaat- en energiebeleid op korte termijn maar ook op middenlange termijn (2030-2050) dient gericht te zijn op schonere en efficiëntere vormen van energievoorziening en daarmee zeker niet afgedaan moeten worden met het onnadenkend overal plaatsen van wind- en zonneparken. Laatsten kennen ook grote nadelen welke kennelijk niet genoemd mogen: sterk vervuilende productiemethoden, zwaar (vervuilend) vervoer, grootschalige aanslag op flora en fauna, horizon- en landschapsvervuiling, sociaal psychologische problemen (parken welke zonder gedegen overleg worden geplaatst zoals bijvoorbeeld recentelijk in Drenthe, op het Ijselmeer voor Urk en windpark Fryslân) en tenslotte (na afbraak) een enorm groot afvalprobleem. Ook het omzetten van kolencentrales naar biomassacentrales is een slecht idee. Het fabeltje van CO2 neutraliteit is door de wetenschap al lang weerlegt. Door de intensieve bomenkap en daarmee de versnelde verbranding van het biomassa materiaal is fotosynthese niet in staat gelijke tred hiermee te houden (geen neutraliteit dus) en zien we momenteel zelfs significant MEER CO2 uitstoot dan bij kolencentrales per opgewekte MW aan energie. Reeds in januari 2018 hebben bijna 800 vooraanstaande wetenschappers hierover de noodklok geluid in een open brief aan het Europees parlement : “...We urge European legislators to amend the present directive to restrict eligible forest biomass to appropriately defined residues and wastes because the fates of much of the world’s forests and the climate are literally at stake…” (http://www.pfpi.net/wp-content/uploads/2018/04/UPDATE-800-signatures_Scientist-Letter-on-EU-Forest-Biomass.pdf)
Zoals eerder gezegd richting voor het energiebeleid van de toekomst is op schone en efficiënte energievoorziening , CO2 neutraal en met een minimale impact op het land, de infrastructuur en de samenleving zoals wij die nu kennen. Een logische stap daarin is ontwikkeling van kernenergiecentrales gebaseerd op thorium.
Thorium energie levert de oplossing voor het energiebeleid van de toekomst en staat daarmee garant voor een gezonde ontwikkeling van financieel-economische, technologische, klimaatneutrale, en sociale componenten in onze samenleving.
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a.
Gelijktrekken van normen en beleid op een internationaal niveau. Niet het ene land als “gidsland” voorop laten lopen als het beste jongetje van de klas. Als het INEK bedoelt is om het energie- en klimaatbeleid van de onderlinge lidtstaten beter af te stemmen, dan moeten we dat ook werkelijk zo uitvoeren! Nu zijn we in Nederland éénzijdig maatregelen aan het nemen waarvan, gezien het locale karakter, de klimaateffecten niet of nauwelijks meetbaar zullen zijn. Dit laatste in tegenstelling tot de grote economische en sociale impact welke deze maatregelen zullen hebben voor de burgers en het bedrijfsleven en daarmee ook voor onze concurrentiepositie.
3b.
Ik wil best een bijdrage leveren, maar dit moet wel realistisch zijn en blijven maar zeker niet onder dwang (Crisis en Herstelwet) gebeuren. De door de overheid in voorkomende gevallen toe te passen Crisis en Herstelwet zal tot heel veel onvrede en mogelijk tot verzet leiden vanuit de bevolking als men gedwongen wordt uit eigen middelen (lees grote investeringen) maatregelen te nemen waarvan de toegevoegde waarde nog niet of mogelijk slechts gedeeltelijk bekend is. Middels dit soort ondemocratische maatregelen zal het draagvlak voor de maatregelen eerder af dan toenemen. Stimuleringsmaatregelen als het verlenen van subsidies of het toepasbaar maken van belastingaftrek zullen mogelijk het juiste effect sorteren.
Bijdrage leveren : ja, mits realistisch en democratisch.
Elektrisch rijden?; moet het wel goedkoper; moet er wel een goede infrastructuur aanwezig zijn; moet het net (significant) worden uitgebreid; moet tanken in het buitenland ook mogelijk worden.
Elektrisch verwarmen?; moet het wel efficiënt kunnen en dus niet op basis van huidige warmtepomp technologie welke momenteel in vele huishoudens zijn ontoereikenheid bewijst en de burgers letterlijk in de kou laten staan; moeten er geen torenhoge installatiekosten en een halve verbouwing noodzakelijk zijn om één en ander te installeren en zal tenslotte de pomp, anders dan nu, (vrijwel) geruisloos moeten zijn.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Maximeren van het energieverbruik (kW) per aansluiting per aantal bewoners, ofwel inzetten op energiebesparing. Dit voorkomt tegelijkertijd rechtsongelijkheid welke ontstaat door het destijds ingevoerde energielabel. Oudere huizen welke door de bewoners reeds zeer goed zijn geïsoleerd en waar men zuinig doet met energie, versus nieuwere goed geïsoleerde huizen welke op duurzame stroom zijn aangesloten maar waar de bewoners (vanwege die duurzame stroom) onzorgvuldiger ermee omgaan. Het oudere huis krijgt heel eenvoudig (van achter het bureau en gedekt door een stapel regelgeving), op basis van de ouderdom, simpelweg een label F of G terwijl de nieuwere huizen een label A krijgen.
Verduurzamen van de gebouwde omgeving zal zeker niet via de (ondemocratische) Crisis en Herstelwet moeten worden afgedwongen!!
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
De enige manier is de landbouw sector middels subsidies te stimuleren verder te innoveren en methoden te ontwikkelen die de vraag beter sturen. Het simpelweg reduceren van volumes heeft een averechtse werking. De sector wordt verzwakt waardoor de vraag zich gaat verplaatsen naar buitenlandse producten die vaak op zeer vervuilde en dieronvriendelijke productiemethoden zijn gebaseerd. Het netto resultaat is globaal gezien:
• Meer vervuiling en daarmee toenemende milieu en klimaatproblemen
• Gezondheidsrisico’s door producten toe te laten van slechte kwaliteit (gif, hormoon preparaten, antibiotica)
• Verzwakking van de sector ten opzichte van het buitenland
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Niet. In de vraagstelling ligt impliciet besloten dat zonne- en windenergie de enige alternatieven zijn waar we over kunnen en mogen praten. Dat er flora-fauna offers , burgeroffers en landschappelijke offers (vierkante meters) gebracht moeten worden, wordt al als normaal ter zijde geschoven. Bij dat laatste gaan we zelfs al zover dat op basis van een vermeende noodsituatie zelfs Natura 2000-, Natuurnetwerk Nederland- en overige natuurgebieden er aan moeten geloven. Financiële participatie is een hele nette omschrijving voor omkoping welke uiteindelijk de zonne- en windenergie lobbyisten de mogelijkheid moeten verschaffen de Euro tekens in hun ogen te verzilveren.
De enige echte logische keuze is het bouwen van thoriumcentrales:
• Inherent veilig (geen melt-down mogelijk , ofwel geen Fukushima achtige taferelen)
• Minimaal afvalprobleem (zelfs veel minder dan het afval van het beoogde grote aantal windmolens en zonneparken)
• Een enkele centrale is equivalent aan honderden molens
• Kan flexibel inspelen op vraag waarbij dat voor zonne- en windenergie NIET mogelijk is
• Enige energievorm met 0 uitstoot CO2.....dat is toch het hoofddoel van het klimaatbeleid ??
• Gegarandeerde brandstofvoorziening voor honderden jaren.
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
7a.
Alles naar draagkracht zodat een ieder geen onnodige offers moet brengen
7b.
Laadpalen is gemakkelijk (tanken aan huis) maar tanken onderweg (zonder extreme wachttijden en oplaaddtijden) in binnen en buitenland zijn essentiële voorwaarden.
7c.
U bedoelt energiebeleid.
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Schoorsteenbenadering is weer zo’n leuke term die de voortrekkersrol : “Nederland als gidsland van de energietransitie” moet legaliseren. Daarvoor willen wij (het zijn uw woorden) “...circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren...”. Zoals reeds gezegd we zitten al op de kip met de gouden eieren: Thoriumcentrales : alles elektrisch en geen CO2.
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Weer een vraag waarin impliciet zonne- en windenergie als enige opties worden benoemd, terwijl de optie met VEEL MINDER ingrijpende ruimtelijke keuzen en één die de klimaatdoelstellingen WEL kan behalen onbenoemd blijft. Stop met ruimtelijke keuzen af te dwingen zonder dat daar ook maar enige noodzaak voor is. Stop met het lansdschap te ‘verrommelen’ en natuurgebieden verder aan te tasten. Kies voor een juiste en toekomstbestendige oplossing.
Vooruit de oplossing nog éénmaal: THORIUM.
Om te besluiten een vraag van Noors kernfysicus Sunniva Rose welke het allemaal goed samenvat: “...How is it possible to worry about global warming and not be pro-nuclear...” (https://www.youtube.com/watch?v=oTKl5X72NIc )