Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | W. de Jong |
---|---|
Plaats | Dronten |
Datum | 26 augustus 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
1a het belangrijkste is de maatschappelijke omslag. Daar bedoel ik mee dat we ons allen beseffen wat er op het spel staat (herstel van de aarde en zo 'ook een goed leven voor onze (achter)kleinkinderen op deze aarde' garanderen). Vervolgens moeten we de kosten daarvan eerlijk verdelen. Ik stel me zo voor dat we de opbrengsten uit grote zon en windprojecten besteden aan dit doel en dat we zorgen voor een systeem waarin producten en diensten op hun duurzaamheid beoordeeld worden en dat de zaken die het minst duurzaam zijn het hoogste belast (belasting heffen) worden. Zo wordt ook in de portemonnee een duurzame keuze van producten en diensten gestimuleerd. Met deze producten en diensten bedoel ik alles: van een appel tot chocolade, van de kapper tot het schilderen van je woning en van schoenen tot tuinplanten. Alles moet hier in meegenomen worden: productie, grondgebruik, pesticiden, de hoeveel energie en water die de productie en vervoer kosten, hoeveel en welke mensen er aan werken, vervoerskilometers, bemesting, ruimtegebruik in de winkel, winkelpersoneel, koeling van de winkel, enzovoorts enzovoorts.
1b Iedereen moet zich inzetten. Burgers hebben financiële hulp naar draagkracht nodig.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Leg goed openbaar vervoer aan dat (bijna) alle autobewegingen kan vervangen. Dat kan (voor een groot deel) op de ruimte die wegen nu innemen. En met goed bedoel ik ook echt goed, in die zin dat je in alle uithoeken van het land om de 2 tot 5 minuten in het openbaar vervoer kan stappen en dat je met het openbaar vervoer bij voorkeur sneller van deur tot deur komt dan met de auto.
Een transportsysteem voor vracht is een tweede onderdeel: dan zijn er bijna geen vrachtwagens/schepen meer nodig. Ik denk aan een modern systeem met bijvoorbeeld buizen'post' of hooggeleiderail.
Natuurlijk moeten zowel personenvervoer als vrachttransport duurzaam zijn en moeten de distributiepunten bereikbaar zijn met de fiets (met voldoende stallingsmogelijkheden).
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a Op vraag en aanbod van elektriciteit in evenwicht, op transportsystemen voor personen en goederen goed op elkaar afstemmen (gericht op het grotendeels afschaffen van kerosine-vliegverkeer), op gelijkheid in het belasten van de mate van duurzaamheid van goederen en diensten (hoe minder duurzaam iets is hoe meer belasting er op geheven wordt) en op de maatschappelijke omslag die iedere EU burger doordringt van de noodzaak om goed voor de aarde te zorgen.
3b Ter ondersteuning: Maak een europees belastingsysteem* gebaseerd op de duurzaamheid van goederen en diensten. Bijkomend voordeel is dat in- en export eerlijker wordt tov het milieu, omdat in het belastingsysteem de milieubelasting veroorzaakt door het vervoer wordt meegerekend. Daardoor gaat de milieubelasting van transport ook omlaag. Ik draag zelf bij dat ik zeer milieubewust omga met mijn omgeving en de producten en diensten die ik gebruik.
*In het Europese belastingsysteem wordt een duurzaamheidsbelasting geheven op goederen en diensten (zonder dat alles -veel- duurder wordt). We moeten zorgen voor een systeem waarin producten en diensten op hun duurzaamheid beoordeeld worden en dat de zaken die het minst duurzaam zijn het hoogste belast (belasting heffen) worden. Zo wordt ook in de portemonnee een duurzame keuze van producten en diensten gestimuleerd. Met deze producten en diensten bedoel ik alles: van een appel tot chocolade, van de kapper tot het schilderen van je woning en van schoenen tot tuinplanten. Alles moet hier in meegenomen worden: productie, grondgebruik, pesticiden, de hoeveel energie en water die de productie en vervoer kosten, hoeveel en welke mensen er aan werken, vervoerskilometers, bemesting, ruimtegebruik in de winkel, winkelpersoneel, koeling van de winkel, enzovoorts enzovoorts.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Opbrengsten uit wind en zonprojecten investeren in het verduurzamen van woningen middels een eerlijke systematiek (en naar draagkracht*). Een duurzaamheidsbelasting heffen op goederen en diensten. We moeten zorgen voor een systeem waarin producten en diensten op hun duurzaamheid beoordeeld worden en dat de zaken die het minst duurzaam zijn het hoogste belast (belasting heffen) worden. Zo wordt ook in de portemonnee een duurzame keuze van producten en diensten gestimuleerd. Met deze producten en diensten bedoel ik alles: van een appel tot chocolade, van de kapper tot het schilderen van je woning en van schoenen tot tuinplanten. Alles moet hier in meegenomen worden: productie, grondgebruik, pesticiden, de hoeveel energie en water die de productie en vervoer kosten, hoeveel en welke mensen er aan werken, vervoerskilometers, bemesting, ruimtegebruik in de winkel, winkelpersoneel, koeling van de winkel, enzovoorts enzovoorts.
Ik draag bij als burger en als adviseur duurzaamheid voor een gemeente. Als burger gebruiken mijn gezin en ik weinig grondstoffen (water, elektriciteit, warmte, geen voedsel verspillen, zo veel mogelijk tweedehands spullen en kleding/eigen dingen doorgeven aan een volgende), delen we onze auto en hebben we er als gezin slechts eentje (omdat we in een gebied wonen waar te weinig openbaar vervoer is kunnen we helaas helaas niet zonder auto), we verwarmen duurzaam en hebben duurzame elektriciteit, we reizen weinig, we gebruiken duurzaam geproduceerd voedsel (deels uit eigen tuin/potten), ons huis is niet te groot en goed geïsoleerd, we wassen zo min mogelijk en alleen met volle trommel, we doen niet onnodig het licht/apparaten aan, we maken compost van onze gft en gebruiken dit in eigen tuin, we betrekken onze kinderen hierbij en brengen hen zoveel mogelijk milieubesef bij, we eten weinig vlees, we werken bewust in de plaats waar we wonen (al levert dat niet het meeste loon op), we gaan ook bewust naar school in de plaats waar we wonen al is dat niet persé het beste aanbod, enzovoorts enzovoorts).
* Wel graag zo dat mensen die leven vanuit de filosofie 'geef elke cent maar uit' niet onevenredig profiteren van deze regeling ten opzichte van spaarders!
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Een goed rekensysteem maken, verbonden aan een belastingsysteem*. Eerlijk graag!
En mensen bewust maken van het hoe en waarom zodat ze voor zichzelf de juiste keuzes kunnen maken. Daarin mag gestuurd worden vanuit de portemonnee, zodat ook bij zaken waarbij het lastig is om alle consequenties te overzien makkelijk de juiste keuze gemaakt kan worden.
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Ik heb nu zonnepanelen op eigen dak en winddelen in een windproject. De winddelen heb ik gekocht. Liever zou ik een (wijk)energiecoöperatie hebben waarin de coöperatie eigen zonnepanelen en/of windmolens bezit met een goede batterij voor tijdelijke opslag met een backup op het landelijke net voor het opvangen van pieken en dalen in de opwekking. Dat voorkomt veel kosten aan transport, dus meer ruimte om te investeren.
Overigens vind ik het heel raar dat ik nu bijna net zoveel betaal voor mijn groene stroom (opgewekt door zonnepanelen en winddelen) + kosten van transport van energie als dat ik betaalde voor mijn grijze stroom jaren geleden, die ik geheel van een energiemaatschappij kocht. Daar moet iets aan gedaan worden, bijvoorbeeld door het transport gratis te maken. Dat is ook beter voor de salderingssystematiek.
Salderen moet renderen: opslag op het landelijke net moet gratis zijn en altijd blijven.
Het beleid van de overheid moet gegarandeerd voor minstens 25 jaar vastliggen willen mensen hun investeringen op de juiste wijze kunnen doen. Zoals het nu gaat met hypotheken en aflossen van hypotheken is het systeem verre van eerlijk en je weet nooit een aantal jaren vooruit waar je aan toe bent. Dat kan beter!
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
7a Alleen subsidies op volledig duurzame vormen van persoonlijke vervoersmiddelen. Als vervoersmiddelen niet persoonlijk zijn, maar om te delen: subsidiëren. Verder moet minstens 95% van de vervoersbewegingen in Nederland en in de EU in de toekomst met het openbaar vervoer plaatsvinden*
7b We zijn als gezin heel duurzaam bezig, we hebben een dubbel inkomen, maar vinden de aanschaf van een elektrische auto veel te duur. We kopen er pas eentje als de kosten van aanschaf, gebruik en onderhoud lager zijn dan die van een auto op fossiele brandstoffen. Tot die tijd gebruiken we de auto zo min mogelijk en hopen we dat er inmiddels honderden miljarden zijn geïnvesteerd in een goed openbaar vervoer zodat we nooit meer een auto hoeven te kopen.
7c: ontwikkel een eerlijk systeem! Mensen met een hoog loon kopen toch wel de mooiste/beste auto, met of zonder subsidie. De moeten op een andere manier gestimuleerd worden om een duurzame auto te kopen. Verder kan er aan gedrag en attitude gewerkt worden: de auto niet meer als statussymbool of als heilige koe.
En zorg er voor dat het openbaar vervoer fantastisch is en dat (elektrische) vervoersmiddelen om van en naar het openbaar vervoer te komen goed gefaciliteerd zijn. Veel fietsparkeerplaatsen en fietspaden. :
*Leg goed openbaar vervoer aan dat (bijna) alle autobewegingen kan vervangen. Dat kan (voor een groot deel) op de ruimte die wegen nu innemen. En met goed bedoel ik ook echt goed, in die zin dat je in alle uithoeken van het land/europa om de 2 tot 5 minuten in het openbaar vervoer kan stappen en dat je met het openbaar vervoer bij voorkeur sneller van deur tot deur komt dan met de auto.
Een transportsysteem voor goederen is een tweede onderdeel: dan zijn er bijna geen vrachtwagens/schepen meer nodig. Ik denk aan een modern systeem met bijvoorbeeld buizen'post' of hooggeleiderail of andere mooie oplossingen.
Natuurlijk moeten zowel personenvervoer als vrachttransport duurzaam zijn en moeten de distributiepunten bereikbaar zijn met de fiets (met voldoende stallingsmogelijkheden).
Maak de elektrische fiets aantrekkelijker en sta z.s.m. elektrische steppen, hooverboards en andere vormen van vervoer van en naar het openbaar vervoer op de openbare weg toe. I.v.m. de veiligheid zou je met name in stadscentra deze vervoersmiddelen op een eigen strook/de fietsstrook toe kunnen staan ipv op de stoep.
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Eerst het systeem aanpassen, deze schoorsteenbenadering werkt ongewenst gedrag/rekenmethoden van de lidstaten in de hand. Is berekenen per gebruiker een idee? Het doel moet zijn om de CO2 emissie zoveel mogelijk omlaag te brengen, of dat nu in Nederland of elders is. Als Nederland kunnen we ervoor zorgen dat we geen/minder producten met een hoge CO2 emissie importeren. Om een paar voorbeelden te geven: zeg 'nee' tegen niet duurzaam opgewekte energie en 'nee' tegen uien die niet uit eigen streek komen (nu importeren wij soms uien uit Egypte en exporteren we uien naar Frankrijk, logisch is het niet, economisch wel aantrekkelijk). Zorg voor een belasting op diensten en goederen die dit soort, vanuit klimaatoogpunt gezien ongewenste, import en export voorkomt!
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Daarvoor moeten we eerste een mythe uit de weg ruimen: wanneer alle daken geschikt gemaakt worden voor zonnepanelen (draagconstructie en ook zonnepanelen op noordelijk georiënteerde daken) in combinatie met zon en wind op/langs infrastructuur* kan er voldoende energie opgewekt worden. Het is nu alleen nog niet financieel aantrekkelijk!
Denk aan wegen gemaakt van zonnecellen, daken boven wegen en spoorwegen met zonnecellen, taluds van wegen, dijken en spoorwegen vol leggen met zonnecellen, alle parkeerplaatsen en fietsenstallingen bedekken met zonnecellen, windmolens (wellicht kleintjes) op en langs wegen, dijken en spoorwegen, enzovoorts.
Meer draagvlak kun je vooral creëren door meerdere vormen van participatie toe te passen. Vooral door mensen (via (wijk)energiecoöperaties) het eigendom van zon en wind te geven. Waar dat niet kan moeten mensen op andere wijzen financieel profiteren van zonne- en windprojecten. Denk ook aan dubbel grondgebruik (als zonnepanelen hoog genoeg liggen (bijvoorbeeld op 15 meter) en lichtdoorlatend zijn, kan daaronder landbouw plaatsvinden, dieren worden gehouden of er zelfs onder worden gewoond). Dat moet dan wel weer financieel mogelijk zijn/worden gemaakt. Er kan technisch zo ontzèttend veel, dat er helemaal geen energievraagstuk hoeft te zijn. Het ligt aan de financiën. En ontwikkel een goede opslagmogelijkheid voor het tijdelijk opslaan van al die energie, eentje die qua wet- en regelgeving mag. Nu is een van de betere opties het plan van Lieftink (water in een polder pompen met overtollige energie en stroom opwekken door energie te halen uit waterkracht als het weer uit die polder stroomt op momenten dat er stroom nodig is), maar daar is in ons landje geen/te weinig plek voor. Elders in Europa mogelijk wel, met bijvoorbeeld meer stuwmeren.