Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | W.F. Engelmann |
---|---|
Plaats | Amersfoort |
Datum | 24 september 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
1a De belangrijkste aandachtspunten zijn: wegblijven van politieke drijfveren en selectieve en commercieel en ideologische belangengroepen (is tot nu toe niet gedaan, het klimaatakkoord is een farce), beleid baseren op wetenschappelijke onderbouwing (i.p.v. gepolitiseerde "wetenschap"), geen taboes (waarom werd kernenergie aan de Klimaattafels niet eens overwogen; het ging toch om CO2??), geen politiek koehandel (uitruil aardbevingen Groningen door stopzetten versus Nederland van het gas af), realiteitsgehalte (energie gebaseerd op zon en wind kan zelfs niet als Nederland helemaal vol staat hiermee en waar moeten we dan wonen, werken en recreëren?).
1b. In de fase van de Klimaattafels zeer dubieus (selectieve samenstelling met een grote voorkeur voor belangengroepen, die er nu beter van worden). In de uitvoering moet de burgers geen dictaat worden opgelegd en moet er ook financieel geen (belasting)druk of anderszins worden toegepast. Zo lang d overheid mij niet overtuigend kan aantonen dat deze draconische besluitvorming noodzakelijk is, wens ik niet het financieel kapitaal van 3 generaties weg te gooien, terwijl de "winst" voor het klimaat de nul nadert. Investeer dat geld in maatregelen die wel leiden tot een beter milieu (is wat anders dan klimaat).
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Onderwerpen
Financiële draagkracht van burgers en bedrijven, beleid moet niet destructief zijn voor andere beleidsterreinen, verticale landbouw, gebruik van genetisch gemanipuleerde gewassen om zo tot een veel betere benutting van landbouwgronden in de hele wereld te komen (zoals golden rice), gebruik van thoriumcentrales voor energieopwekking, investeren in waterstof i.p.v. in elektriciteit (tot die tijd vasthouden aan gas), verminderen van de veestapel (geeft ontwikkelingslanden ook meer economische kansen), groter gebruik van voedsel uit zee (niet alleen vis, maar ook zeewier en dergelijke), demografisch beleid (grotere bevolking leidt tot meer uitstoot), stimuleren van wetenschappelijk onderzoek (o.a. op de gebieden energie, voedsel/landbouw), plastic verpakkingen sterk verminderen. Stop met het verbranden van biomassa, dat maakt het probleem alleen maar groter en verpest de bossen van de wereld (hoe kun je het verzinnen).
Uitdagingen
Draagvlak burgers en bedrijven, leveringszekerheid elektriciteit op basis van zon en wind.
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a. Klimaatplannen zoals die nu voorliggen zijn zinloos. Moet minimaal op Europees niveau gebeuren, zeker als je zo ingrijpende maatregelen wil nemen. Echt waanzin!
3b. Niet zoveel, omdat wat ik mijn niveau al doe vaak wordt gefrustreerd door wat er verderop in d keten (niet) gebeurd. Ik geef 1 voorbeeld: ik moet op straffe van een boete mijn afval scheiden. Daarna gooit de gemeente alles weer op een grote hoop. Ik moet wekelijks een kliko met plastic afval weggooien omdat ik de meeste zaken alleen maar in de supermarkt of winkel kan kopen met allerlei plastic erom heen, waarvan een flink deel ook niet te scheiden is omdat er ook andere materialen op het plastic vastzitten.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Vroeger woonde opa in bij de kinderen en werd zo gedaan aan wat we nu mantelzorg noemen. Sinds mijn jeugd stoppen we ouderen weg in bejaardenhuizen en verzorgingshuizen. Die laatste categorie zal onontkoombaar blijven, maar kan wel beter worden benut door deze complexen te combineren met studentenwoningen of eenpersoonsgezinnen, met een korting op de huur als men een tegenprestatie levert in het kader van de zorg voor die ouderen (is ook erg goed voord die ouderen en vormt de jeugd). Ik vermoed dat op deze manier zowel een bijdrage wordt geleverd aan minder ruimtebeslag voor wooncomplexen als aan de volksgezondheid en het welzijn.
Een tweede is dat de eerste categorie (de bejaardenwoningen) voor een groot deel kunnen worden vervangen door generatiewoningen, waarbij opa en oma tegen de kinderen aan wonen, maar zo lang mogelijk nog wel zelfstandig, met mantelzorg om de hoek, evt. aangevuld met de noodzakelijke specialistische zorg en ondersteuning vanuit de gemeente.
Laatste opmerking: zolang de warmtepompen op deze manier functioneren (of eigenlijk niet functioneren), komt er bij geen in.
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Ik val nu in herhaling, maar daar komt ie. Inkrimping veestapel (verplaatsen van deel veehouderij naar ontwikkelingslanden die er daar beter van worden), meer gebruik van voedsel uit zee (vis, zeewier en dergelijke) en gebruik van genetisch gemanipuleerde gewassen zoals golden rice. Gepaard gaande met een campagne om die onzinnige discussie over Frankenstein-food tegen te gaan. Gewassen worden al sinds de Oudheid genetisch gemanipuleerd anders hadden we nooit graan en andere al eeuwen in gebruik zijnde gewassen kunnen verbouwen, dus stop die ideologische onzin. Dit is een discussie die alleen gevoerd wordt in landen die in extreme luxe leven en niet in de in armoede levende delen van de wereld waar de honger een dagelijks gevecht is.
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Niet. Ik ben tegen dit soort parken. Ze dragen niet bij tot een beter klimaat, zijn onbetrouwbaar (leverzekerheid), kennen een veel te lage energiedichtheid en zelfs als we heel Nederland volzetten met dit soort parken, lost dit ons energieprobleem niet op. waar gaan wij dan wonen, werken en recreëren? Kappen met die onzin.
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
7a. Geen herhaling van het fiasco met de Tesla-subsidie en de Mitsubishi Outlander subsidie, waarbij ik mocht meebetalen aan de dure zogenaamde elektrische auto van mensen met een grote portemonnee, die vervolgens lekker op benzine bleven rijden. Was een prima lobby destijds en nu gebeurt hetzelfde via de Klimaattafel Mobiliteit. Verder bij het stimuleren van elektrische autos' eerst zorg dragen voor voldoende laadpalen, een snellere oplaadtijd en vooral ook de mogelijkheden openlaten voor de zich al aandienende echte revolutie, namelijk waterstof. kortom, ik wil nu nog niet verplicht worden om al mijn kaarten op ene elektrische auto te zetten om 10 jaar later weer een opgelegde verandering te moeten meefinancieren (u proeft het wantrouwen en cynisme, denk ik).
7b. zie 7a.
7c. zie 7a.
Tevens
- Terugdringen pakketdiensten en pizzakoeriers die aan huis bezorgen.
- Grotere bedrijven stimuleren om (net als vroeger) busvervoer in te zetten om hun werknemers van/naar de werkplek te brengen. Vroeger was dit standaard routine bij bedrijven als Philips, waar dagelijks honderden bussen reden. Sinds die bussen zijn wegbezuinigd door Philips pakt iedereen de auto en is Eindhoven een van de meest vervuilde steden van Nederland met een enorm parkeerprobleem.
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
1. Terugdringen uitstoot door bedrijven (ook de grote jongens).
2. Hergebruik kleding zoals momenteel wordt toegepast door het Ministerie van Defensie i.s.m. de BIGA groep.
3. Gebruik van plastic als verpakkingsmiddel zoveel mogelijk uitbannen en vervangen door een meer organische variant verpakking. Rond 2000 was het Amerikaanse leger al aan het experimenteren met gevechtsrantsoenen, die 100% konden worden opgegeten, inclusief de eetbare verpakking. Afval was nihil. Die techniek moet nu toch veel verder en commercieel aantrekkelijker zijn.
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Bij mij zeker niet. Argumentatie staat hierboven al weergegeven.