Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | Dhr HJP Horstman |
---|---|
Plaats | Delfzijl |
Datum | 8 september 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
1a: Belangrijkste aandachtspunten.
Wij moeten ons serieus gaan afvragen of wij de juiste weg inslaan met elkaar, gezien het IPCC rapport wetenschappelijk internationaal behoorlijk op losse schroeven staat. Het lijkt mij een slechte zaak dat er nu beslissingen genomen worden welke eigenlijk onbetaalbaar zijn en waarvan niemand weet of het het beoogde effect zal resulteren in de toekomst. Vooralsnog verwarmt de zon onze aarde, en het CO2 gehalte in de atmosfeer heeft (wetenschappelijk bewezen) een naijl effect en als zodanig niet of nauwelijks invloed. Bezin eer ge begint (in de prehistorie ten tijde van de dino's was het CO2 gehalte 10 keer hoger dan nu en de planeet was heel groen).
2a: Rollen verschillende partijen.
Het gaat heel simpel werken indien alle maatregelen doorgedramd worden.
Gaan producenten meer betalen voor diverse heffingen, dan zal dat gezien worden als een verhoging van de vaste lasten welke op hun beurt gewoon doorberekend zullen worden naar de eindgebruiker. Met andere woorden de consument betaald. Linksom of rechtsom zo gaat het lopen, hier is geen dure economische studie voor nodig om dit in te zien.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Ik zou inzetten op goede nucleaire alternatieven, bijvoorbeeld onderzoek naar Thorium gasgekoelde pebblebed reactoren, net zoals in China al vanaf 2002 gebeurt, dit omdat dit de meest veilige nucleaire optie is, meltdown is niet mogelijk en de afvalstoffen blijven maar 300 jaar reactief en ook niet onbelangrijk de grondstof Thorium is wereldwijd vele malen meer beschikbaar ten opzichte van plutonium, de grondstof voorraden zijn veel groter.
Hiermee kunnen we in plaats van andersom engineering (van gebruiker terug het net in) gewoon aan de bestaande bronnen aansluiten, wat weer maakt dat er geen substantieel uitbreiding van het elektriciteit netwerk noodzakelijk is. Dit is veel rendabeler en minder gevaarlijk, in brand vliegende zonnepanelen en trafo huisjes, hele binnensteden op de kop voor zwaardere bekabelingen woningen van aardgas af en andere ongenoegen.
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Gezien ik mijn leven heb geweid aan energie kan ik heel misschien bijdragen in een visie wereldwijd op de distributie van energie middels een smartgrid.
Het voert veel te ver om dit nu uit te diepen.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Ikzelf zou voor nu inzetten op echt alleen maar isolatie omdat dit direct effect heeft, (wel om ventilatie blijven denken, anders worden we ziek en dat moet ook niet) Verder absoluut stoppen met het plaatsen van windmolens en zonneparken, omdat er tegenover iedere opgestelde kilowatt alternatieve bron, eenzelfde kilowatt draaiend reserve vermogen achter de hand moet blijven. In dit systeem zullen onze huidige centrales nooit overbodig worden omdat wanneer het niet of te weinig waait en de zon niet schijnt iedereen wel tv wil kijken en een wasmachine aan kunnen zetten. Gevolg hiervan is dat de elektra prijs enorm gaat stijgen de komende 5 jaar, we maken het onbetaalbaar zo. Wel zal het noodzakelijk zijn om indien we zeg maar over 40 jaar aardgasvrij willen wonen, een gestaag begin moeten maken met het verzwaren van de elektra infra structuur, denk aan zegge 5x zwaarder dan het nu is uitgevoerd. NB, we moeten wel voor ogen houden dat elektrisch rijden niet klimaat en of milieu vriendelijker is, een transitie naar waterstof zie ikzelf meer in. Elektrisch houdt wel vervuiling uit grote binnensteden, maar verlegd de vervuiling zelfs in toegenomen mate naar de buitengebieden.
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Ik heb in mijn voorgaande antwoorden al enkele zaken opgesomd.
Verder geloof ik dat hierbij de visie aangaande stijging wereldbevolking verkeerd ligt, ikzelf zou gezamenlijk met zoveel mogelijk landen ter wereld inzetten op geboorte beperking, regulering in kansarme gebieden en populaties.
Landbouw en productie van voedsel is er een verregaande wereldwijde visie nodig om de productie zo te verleggen dat ieder land datgene produceert wat er het beste gedijt. Bijvoorbeeld sinaasappels in Spanje en niet in Noorwegen. Volgens mij kan er dan op lange termijn een evenwichtige voedselproductie voor de wereldbevolking opgebouwd worden, waarbij alle boeren en landbouwers ook naar evenredigheid hun brood kunnen verdienen. Wellicht kan dit al op kortere termijn door het maken van hele correcte afspraken tussen landen, en ook de gewogen waarde van de producten gelijk laten. Dat zal resulteren in een stijgend BNP van de nu armere zuidelijke landen. Hierbij is kennisdeling zeer belangrijk omdat deze voornoemde landen vaak niet de benodigde kennis hebben.
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Ikzelf ambieer geen enkele participatie aangaande windmolens en zonneweiden, de reden hiervan heb ik al grotendeels in voorgaande antwoorden geformuleerd, verder vind ik landschappelijk gezien leveren voornoemde systemen geen bijdrage aan schoonheid, het is eerder hinderlijk, ook op zee.
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
7a: rekening mee houden.
Vind ik een beetje tja geitenwollensokken denken, is technisch de komende 25 jaar niet te realiseren en ben geen voorstander van de vervuilende accu, batterijen. Ik zie meer in de ontwikkeling van de brandstofcel.
Elektrisch rijden is vooralsnog lang niet zo klimaatvriendelijk als men graag wil dat wij denken, het is gewoon niet goed.
7b: andere manieren aankoop.
Ikzelf zal nooit een elektrische auto kopen, zelfs al werden ze vrijwel gratis bij een pak waspoeder gegeven omdat het verhaal niet klopt.
7c: andere overwegingen.
Jazeker, deze heb ik al in eerdere antwoorden vernoemd, het meest belangrijke voor nu is bezin eer gij begint. Zeker nu duidelijk wordt dat het IPCC rapport (waar ook het volk zich ook steeds bewuster van wordt) op losse schroeven staat, er kloppen gewoon zaken niet. Onderzoeken welke gericht waren op een vooraf gesteld doel enz.
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Om te beginnen stop met boomkap. Geef de heide geen kans, die groeit alleen maar op schrale onvruchtbare grond en dit plantje komt oorspronkelijk niet voor in Nederland, maar heeft zich rond ca 1800 kunnen ontwikkelen door overbegrazing in Drenthe. En ja die heidevelden lijken mooi zo met die felle kleuren maar zijn niet inheems. Dit geeft ook weer ruimte voor het (niet bestaand) stikstof probleem.
Verder onderzoek en ontwikkeling in de voorscheiding van afvalstoffen bij de afval verbranders.
Maak een hernieuwde overweging aan welke stoffen gescheiden aanleveren, misschien de groepen breder maken, GFT is er een mooi voorbeeld van.
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Daar denk ik niet over na omdat ik er op tegen ben, het is gewoon niet de goede ingeslagen weg, motivatie te vinden in eerdere antwoorden van mij.