Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam op persoonlijke titel (Ir. H.R.R. van Roosmalen)
Plaats Apeldoorn
Datum 3 oktober 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1a) Aandachtspunten zijn tweeledig: het doel van de maatregelen voor ogen houden, nl. voorkomen van de temepartuurstijging en niet een wisseltruc uithalen en de doelstelling opeens verlaging van de CO2 uitstoot maken. Daarop aansluitend, goed kijken naar de business case. Is deze specifiek, meetbaar, ambitieus, realistisch en tijdbegrensd (SMART)?
- Specifiek? Geenszins, want het akoord van Parijs stelt dat de opwarming beperkt moet worden tot 2 graden t.o.v. het pre-industriële tijdperk. Wat DE temperatuur van het pre-industriële tijdperk was is niet gedefinieerd. Je zou kunnen betogen dat we die opwarming allang gehad hebben (zie: https://wattsupwiththat.com/2019/03/17/planet-sized-experiments/) en dat is geenszins rampzalig geweest. Bovendien zijn de temperatuurmetingen verre van volledig en vaak vervuild door slechte plaatsing van thermometers.
- Meetbaar? Ook niet. Zowel in de Tweede Kamer (kamerstuk 34058 nr. N van 31-05-2016), het Urgenda proces en in de Volkskrant is duidelijk uitgesproken dat het verschil dat het Nederlandse beleid maakt een kwestie van tienduizendsten van graden is.
- Ambitieus? Ja, maar eerlijk gezegd past hier meer de term overmoedig dat we als mens dit kunnen beïnvloeden.
- Realistisch? Nee, ook omdat de de voorgestelde energiebronnen die de CO2 reductie moeten waarmaken dit niet doen en volstrekt ontoereikend zijn. Ze zin nl. aanbodgestuurd en niet vraaggestuurd en daarbij zeer wispelturig. Biomassa is in dat opzicht een middel dat in de ernstigste mate erger is dan de kwaal.
- Tijdbegrensd? Niet echt. Er is een doelstelling voor het jaar 2100 geformuleerd. Wie gaan we verantwoordelijk houden als de doelstellingen niet gehaald worden? Er zal in deze opzet nul rekenschap gegeven worden voor falend beleid.

1b) De rol van de burger is volledig ondergesneeuwd. De burger wordt voor het merendeel door de partijen aan de klimaattafels niet redelijk vertegenwoordigd. Overheid, kennisinstellingen en de geselcteerde NGO's volgen een ideologie, los van de feiten. Dit ten nadele van de burger die daarvoor zinloos moet bloeden.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Op termijn zullen andere energiebronnen aangeboord moeten worden, maar dit heeft lang niet de urgentie die het klimaatplan er aan toekent. Nederland zou zijn geld moeten steken in de ontwikkeling van gesmolten zout thorium kerncentrales. Daarnaast verdient de verzwaring van het elektriciteitsnet aandacht, iets wat vandaag de dag al een knelpunt is.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a) Consistentie in het beleid is momenteel ver te zoeken. In Nederland moeten we van het gas af, in Duitsland en België wordt het gebruik van gas juist gepromoot.
3b) Mijn bijdrage zal vooral bestaan uit het contructief en kritisch volgen van het regeringsbeleid.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Ten eerste moet de regeldruk verminderen. Het aan de buitengevel isoleren van woningen vereist nu een vergunning omdat het het volume van de woning vergroot. Sommige gemeenten rekenen daar onnodig hoge leges voor.
In mijn geval heb ik al geÏsoleerd wat er te isoleren valt aan mijn jaren '30 woning. Het is verstandig zuinig met energie om te gaan en het verhoogt het wooncomfort.
Ten tweede: het nemen van alle isolatiemaatregelen brengt een enorme behoefte aan vaklieden met zich mee die op dit moment niet voorhanden zijn. Maatschappelijk gezien zouden mensen met een MBO opleiding meer gewaardeerd moeten worden zodat beroepen in de woningbouw aantrekkelijker worden.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Op dit punt ben ik onvoldoende terzake deskundig om hier een advies op te kunnen geven.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Ik zou op geen enkele wijze in zonne- of windenergie willen participeren omdat het, behoudens enkele randgevallen, het middel erger is dan de vermeende kwaal. De wisselvalligeheid van deze energiebronnen is simpelweg niet op te vangen. Dit betekent dat conventionele energhievorziening achter de hand gehouden moeten worden om windstilte en gebrek aan zonlicht op te vangen. Dit leidt tot inefficient gebruik van conventionele energiebronnen en hoge electriciteitsprijzen. Zie bijvoorbeeld deze artikels:
https://www.forbes.com/sites/michaelshellenberger/2018/04/23/if-solar-and-wind-are-so-cheap-why-are-they-making-electricity-more-expensive/#21e29ef91dc6
https://wattsupwiththat.com/2018/09/04/a-look-at-impacts-of-wind-and-solar-electric-generation-on-electricity-price/
In landen met de hoogste penetratiegraad van zonne- en windenergie, nl. Duitsland en Denemarken, zijn de electriciteitsprijzen het hardst gestegen.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

7a) elektrische auto's zouden in het geheel niet gesubsidieerd moeten worden omdat dit bijzonder kostenineffectief is. Zie ook de miljarden die het subsidiëren van PHEV's heeft gekost met nul effect.

7b) Deze instrumenten zijn onzinnig.

7c) Stimuleren van fietsgebruik is zowel goed voor de volksgezondheid als in het reduceren van emissies. Of het stimuleren van thuiswerken milieutechnisch zin heeft, zou nader onderzocht moeten worden. Een medewerker die thuis werkt heeft in de winter ook thuis de verwarming aan die anders wellicht uit zou blijven.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Ik vind het helemaal niet nodig dat de CO2 uitstoot gereduceerd wordt. Ondanks miljarden aan subsidies en 30 jaar onderzoek is men geen stap dichterbij gekomen bij het vststellen van de gevoeligheid van het klimaat voor CO2. Deze staat volgens IPCC al jaren onveranderd op een schatting van 1,5 tot 4,5 graden celsius per verdubbeling van het CO2 gehalte. Zie bijvoorbeeld: https://wattsupwiththat.com/2018/11/17/the-picasso-problem/
De toename van CO2 heeft juist als positief effect voor enorme vergroening van onze planeet gezorgd.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Zoals in vorige antwoorden betoogd zouden zonne- en windenergie in het geheel niet geÏmplementeerd moeten worden. Kernenergie is qua ruimtebeslag honderden malen efficiënter dan zonne- of windenergie. Een duurzaam energiesysteem hoeft dus in het geheel niet meer ruimte te vergen dan een fossiel systeem.
Daarnaast is het plaatsen van windmolens op de noordzee sterk af te raden aangezien deze ruimte al bijzonder intensief gebruikt wordt voor visserij, scheepvaart, e.d. Meer windmolens is vragen om ongelukken, om nog maar te zwijgen van de gevolgen voor de fauna.