Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam MSc ChemEng M. Voorwinden
Plaats Sleeuwijk
Datum 4 oktober 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

De CO2 concentratie is niet de thermostaatknop van de aarde of haar atmosfeer. Verre van dat.
Het eerste bewijs hiervoor is de geschiedenis. Na het dieptepunt van de kleine ijstijd (Little Ice Age LIA) neemt de temperatuur op het noordelijk halfrond weer toe, zonder dat CO2 hierin een rol speelt.
Zijn de variaties van de temperatuur op aarde te modeleren. Vast. Maar daarin speelt CO2 dan niet de hoofdrol die het nu wordt toegedicht.
Wat het juiste model is voor de temperatuur op aarde is nog niet bekend. Zelfs in de NASA energiebalans wordt voor de scherpe waarnemer duidelijk dat het broeikaseffect, eigenlijk stralingseffect, slechts een beperkte rol speelt. Wie de uitgaande thermische straling van het aardoppervlak en de teruggezonden straling van elkaar aftrekt, komt op een netto energieafgifte door straling van 54 W/m2. De andere twee vormen zijn waterverdamping 86.4 W/m2 en luchtcirculatie 18.4 W/m2. De temperatuur op aarde wordt dus slechts voor 33% met straling gereguleerd.
Binnen het geheel van de stralingsenergie spelen o.a. oppervlaktetemperatuur en concentratie van broeikasgassen een rol. Aha, denkt u, daar heb je onze wonder component CO2. Nee. Ja hij doet mee, maar gering. Dat komt door de ‘concentratie’. De omvang van CO2’s rol wordt bepaald door absorptievermogen en of licht van de juiste golflengte beschikbaar is voor absorptie. Licht van de juiste golflengte is beschikbaar bij aardoppervlaktemperaturen van 15 graden Celsius en kan opgenomen worden door moleculen H2O (water, zowel in de gasvorm als in de vloeistofvorm) en CO2. Water kan dit bij vele golflengtes binnen het beschikbare IR spectrum, CO2 vooral bij een golflengte, maar moet bij die golflengte dit wel in competitie met water doen. Waterconcentraties gaan in de onderste 2-5 km waar de luchtdruk nog voor een dichte luchtmassa zorgt, de CO2 concentraties verre te boven. Boven de 5 km is gasvormig water veel minder aanwezig, en wordt de luchtmassa steeds ijler, waardoor het absorbtievermogen van die luchtlagen snel afneemt. De rol van CO2 binnen de stralingshuishouding ligt daardoor op 5-10%, dat is 2.5 – 5 W/m2. Mocht de CO2 concentratie verdubbelen dan is de toename in de hoeveelheid teruggezonden straling maximaal 5 W/m2, welke verdeeld wordt over de 3 energieafgifte budgets. (Vervolg bij antwoord 2)

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
(Vervolg van antwoord 1: Mocht dit uitsluitend door aardoppervlaktestraling vereffend worden, let op dit is niet waarschijnlijk, dan zou het oppervlak met 0.9 graden Celsius opwarming daaraan beantwoorden, via E = s x T^4. Maar, waarschijnlijker is dat het tot een lichte toename van alle 3 de mechanismes voor energieafgifte leidt. Als dit naar rato gebeurt dan is 0.3 graden Celsius temperatuurtoename te verwachten.
Maar zoals gezegd, de CO2 verdubbeling, daar zijn we nog niet, en toch is de aarde al circa 1 graad opgewarmd sinds 1880. Dat betekent dat CO2 niet de thermostaatknop is.)

2. De grootste uitdaging is om een niet-kloppend verhaal geaccepteerd te krijgen. Nu is het voor de burgers vooral nog een woordenstrijd is, en de kosten lopen tot nu toe nog niet desastreus op. Maar zodra burgers prijzen beginnen op te vragen om hun huizen te isoleren met 140 mm PIR en prijzen beginnen te zien voor het gasloos maken, dan zullen de desastreuze plannen van u hen duidelijk worden.
Het probleem nu is namelijk nog dat installateurs nauwelijks reageren op aanvragen. Allerlei websites beloven dat u 5 tot 6 aanbiedingen zult ontvangen. Maar het gebeurt gewoon niet.
Overigens vind ik dat
- de energiebelastingen niet moeten stijgen. Reeds ge-inde energiebelastingen aan burgers teruggeven die investeringen doen, ongeacht of zij de materialen zelf installeren of dit laten doen. U moet niet zo zuinig zijn richting doe-het-zelvers.
- subsidies leiden tot vraagprijsverhogingen, zeker wanneer het verstrekkingsproces verloopt via installateurs ondergraaft de onderhandelingspositie van kopers
Mijn advies is dat ieder huishouden zijn eigen betaalde energiebelasting terug moet krijgen naar mate hij meer investeert in energiebesparende maatregelen. Elektrische auto's zijn niet energiebesparend. De energiebelasting mag door de overheid niet besteed worden aan andere potjes.
Overigens wijs ik u op mijn antwoord op vraag 1

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Zie antwoord op vraag 1
Lagere kosten voor gebruikers? Met windenergie? Op zee? Met zonne-energie? De kostprijs gaat daarmee niet omlaag. U zit op het verkeerde spoor qua aanleiding, maar ook qua oplossing.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Zie 2

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Ik zie geen Klimaatakkoord. Wat u Klimaatakkoord noemt heeft weinig tot niets met het klimaat te maken. Zie antwoord op vraag 1

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Op geen enkele wijze

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

De elektrische auto dient niet gesubsidieerd te worden. Het verplaatst de energieopwekking slechts, maar is niet energetisch gunstiger.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Geen ideeen voor.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Windmolens en zonnepanelen om de volledige energiebehoefte mee te dekken zijn inderdaad niet zo'n goed idee.
Er zijn wel betere ideeen. Beperkte hoeveelheid zonnepanelen en windenergie kunnen gebruikt worden voor energieopwekking, die direct compact opgeslagen dient te worden, dat betekent dus: chemisch. Vloeibare koolwaterstoffen (C5-C20) zijn compact en energierijk. Hiervoor dient syngas (CO/H2) gemaakt te worden, mbv CO2 en de watergas shift rectie. Vervolgens kan het syngas met GTL (Gas-to-Liquid, zie shell) reageren tot vloeibare koolwaterstoffen.