Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | Fysisch geograaf (Kwartairgeologie) (Drs P.M. Dercksen) |
---|---|
Plaats | Costa Rica (Nederlands Staatsburger in den vreemde) |
Datum | 16 september 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
Vraag 1a. Op basis van de stand van zaken op het gebied van wereldwijd klimaatonderzoek (the science is settled?) kan geen effectief klimaatbeleid worden uitgevoerd. De CO2 hypothese (zie het IPCC, het Intergovernmental Panel of Climate Change) is nooit bewezen. Omdat het klimaat zich als een niet-lineair, chaotisch systeem met terugkoppelingen gedraagt, beïnvloed door vele processen, die elkaar kunnen versterken of verzwakken, moet vastgesteld worden, dat de CO2 factor daar slecht een van. Zowel gedurende de periode van 1850 tot heden als wel in het verre verleden, dat in het kader van het paleo-klimatologisch onderzoek onder de loep wordt genomen, zien we vaak tegenstellingen tussen het CO2 verloop en dat van de temperatuur. De natuurlijke bijdrage aan klimaat verandering wordt sterk onderschat. De huidige klimaat modellen verschillen sterk in hun voorspellingen. Daarbij komt dat klimaat onderzoek hoofdzakelijk gericht is op de terms of reference van het IPPC: assessing “the scientific, technical and socioeconomic information relevant for the understanding of the risk of human-induced climate change". Dat laatste is bepalend voor het onderzoeksgebied, dat gefinancierd wordt. Vele onderwerpen en speciale onderzoeken komen daardoor niet aan bod. De Nederlandse overheid volgt echter blindelings de IPCC conclusies en baseert haar klimaatplannen slechts op de rol van en de uitstoot van broeikasgassen, met name CO2.
Het plan dient daarom afgewezen te worden. De effecten op het klimaat zijn vrijwel nihil. De plannen (van het gas af e.d.) zijn niet gecoördineerd met de buurlanden, waar al belangrijke conclusies kunnen worden getrokken (zie bv. https://www.forbes.com/sites/michaelshellenberger/2019/09/05/renewables-threaten-german-economy-energy-supply-mckinsey-warns-in-new-report/#5dbddb698e48
Vraag 1b. Er wordt hier op zeer ondemocratische wijze een klimaat-industrieel complex gevormd, waarbij de burger het nakijken heeft. Die wordt slechts bestookt met alarmistische mededelingen van staatswege, via de pers, tv, etc. Daarmee wordt er slechts zeer eenzijdig geïnformeerd, krijgt men niets anders te zien dan Amersfoort aan zee -achtige berichten en de verdwijning van west Nederland, verwoestijning, heftige overstromingen, ontwrichting van de maatschappij, etc. Er zijn genoeg voorbeelden van overmatige angst en waag het niet een andere mening te hebben.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Opnieuw beginnen met onderzoek dat gehandicapt is door de beperkingen van het IPCC en vooral gericht is op het bepalen van de werkelijke staat van het klimaat en de (on)mogelijkheden om hieraan iets te doen. Stoppen met nutteloze niet duurzame oplossingen als windmolens, zonnepanelen, aan het gas blijven totdat er werkelijk duurzame technieken worden ontwikkeld en daarbij zeker kernenergie niet uitsluiten. Niet met geld van de burger smijten tot er duidelijk onderzoek naar economische haalbaarheid van oplossingen worden gevonden. Bij het niet vinden van dergelijke oplossingen moet er de nadruk op adaptatie komen te liggen. Daar is Nederland goed in!
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Vraag 3a. Zoals tot op heden het geval was moet de toekomstige vraag naar energie gewaarborgd worden door een systeem van vraaggestuurde energievoorziening, waarbij de steeds groeiende vraag voortdurend zal toenemen, tenzij er gedachten in Den Haag opkomen, die erop uit zijn de economische groei en bevolkingsontwikkeling van het land te beperken, maar daar ga ik niet van uit. Samenwerking met Europese buurlanden is er waarschijnlijk niet veel geweest en de plannen van de verschillende landen lopen ver uiteen. We moeten de Duitse fouten niet herhalen. De ideeën om juist gas in te voeren zijn goed. Daarover moet overleg komen.
Vraag 3b. De behoefte om ondersteund te worden bij de uitvoering van de klimaatplannen is niet aanwezig. Deze vraag komt uiterst laat. De burger had betrokken moeten worden bij de probleemstelling en formulering van mogelijke oplossingen voor klimaatproblemen. Nu zijn we verzand in een uiterst ondemocratische proces waarbij we uiteindelijk ook nog iets mogen zeggen. Ik kan slechts mensen bewust maken van de klimaatwaanzin die ons wordt voorgeschoteld.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Behalve de gangbare maatregelen die er bij stadsontwikkeling horen is er niet veel waarbij de burger nog enige invloed heeft. Bomen planten kan nooit kwaad, maar ik zie als belangrijkste opgave het voorkomen van lawaai genererende warmtepompen. De aanleg van zonnepanelen laat ik in ieder geval aan het eigen initiatief van de burger over. Dat moet niet van de Staat komen of bij de aanschaf van een HR ketel, waarbij je verplicht zonnepanelen moet bestellen. Verder is daar het motiveren van mensen vooral milieu bewust met de omgeving om te gaan, waarbij ik onderscheid maak tussen klimaat en milieuvervuiling.
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Circulaire landbouw systemen zijn de moeite waard, maar, omdat CO2 geen gif is, moet de CO2 vrije productie niet als noodzaak worden gezien. Dit gas kan goed gebruikt worden ter bevordering van de plantengroei, zoals dat ook al gebeurd. CO2 gas heeft geleid tot vergroening van delen van de aarde. Waar ik vroeger verwoestijning bestudeerde in de Sahel en omgeving, zie ik nu vergroening. Wie had dat ooit gedacht! Dat CO2 gehalte van de atmosfeer moet zeker niet te laag worden. Beneden de 150 ppm wordt plantengroei op aarde onmogelijk. We hebben over de laatste 600 miljoen jaar een sterke afname van CO2 gezien (2000ppm gemiddeld) door vastlegging in organische afzettingen en kalk afzettingen. Het zou waardevol zijn als de media dit in Nederland ook kenbaar maakte.
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Vraag 6. Wind en zonne- energie zijn niet erg efficient, noch duurzaam. Wel onbetrouwbaar m.b.t. de continuïteit en back-up systemen (fossiel) zijn nodig om de continuïteit te garanderen. Daar begeef ik mij niet in. Ik verwacht hier niet veel van.
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
Vraag 7a. Electrisch rijden kan nog niet geclassificeerd worden als duurzaam. Het ligt aan de duurzaamheid van de energie bron en aan de materialen, die worden gebruikt voor de constructie van de voertuigen. Batterijen vormen een probleem op zich.
Vraag 7b. Maak het bereikbaar voor iedereen! Scheelt veel herrie en uitstoot van fijn stof e.d.
Vraag 7c. Vermindering van aantal gereden km.
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Zie ook mijn antwoord op vraag 5. CO2 vermindering helpt niet tegen klimaatverandering. CO2 is nodig voor het leven op aarde. Tracht te vermijden dat het aantal ppm onder het minimum komt.
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Beeindig dit programma! Verpest het Nederlandse landschap niet en ga eens kijken hoe het land sociaaleconomisch goed op de rails kan blijven in de toekomst.