Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | Nathan de Zoete |
---|---|
Plaats | Brielle |
Datum | 3 oktober 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
1a. De hoofdpunten zouden de overgang van een fossiele brandstof gebaseerde economie naar een economie gebaseerd op klimaatneutrale brandstoffen en energievormen. Niet in de vorm van windmolens, elektrische auto's en zonnepanelen, maar in de vorm van getijdenkracht, kernenergie en auto's aangedreven op waterstof of klimaatneutrale synthetische brandstoffen, om maar wat voorbeelden te noemen. De technieken achter deze voorbeelden bestaan grotendeels al, maar hebben wat meer een push nodig. In plaats van subsidies voor de klimaatplannen zou het beter zijn om onderzoek naar de genoemde voorbeelden (en verdere werkelijk klimaatneutrale techniek) te financiëren.
1b. Burgers: deze hebben bijna geen rol. Zij zijn niet geraadpleegd bij de klimaattafels, zoals typisch is met al deze "akkoorden".
Bedrijven: grotendeels worden alleen de zorgen van grote bedrijven meegenomen, in plaats van de kleine en middelgrote bedrijven die niet alleen het grootste deel van de last zullen moeten dragen, maar ook grotendeels moeite zullen hebben met het financiëren van operaties die het nieuwe beleid volgen.
Overheid: laat zich weer van zijn slechtste kant zien door te tonen dat niemand een idee heeft waar het over gaat en wat we moeten doen. De overheid zou zeker i.v.m. energiebeleid zich wat meer moeten laten informeren over en bovendien ook bereid moeten zijn om een sprongetje te wagen, zeker als het gaat over kernenergie.
Kennisinstellingen: een twijfelachtige rol. Maar weinig bekritiseren het beleid voornamelijk rondom energie-opwekking wat onrealistisch is, en tegelijkertijd horen we ook weinig nuance over het geheel van klimaatverandering, zeker in de tijden van klimaathysterici, waar dit wel nodig is. Tegelijkertijd is dit wel te verwachten, wie gaat zichzelf in de vingers snijden door te zeggen dat het wel meevalt als je subsidie krijgt voor hetgeen mee zou vallen.
NGO's: een groep die zich disproportioneel weet te bemoeien met beleid in het algemeen. Deze groep heeft zich veel te groot weten te maken m.b.t. beleidsvorming en zou wel op haar plaats gezet mogen worden.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Een overstap naar kernenergie: het enige realistische beleid om Nederland in haar stroombenodigdheden te voorzien is een nucleair beleid. Alleen kernenergie heeft de klimaatneutrale eigenschappen en energiedichtheid om haalbaar te zijn. Dit vereist duidelijk informeren van de populatie, voornamelijk om de angsten weg te vegen die bestaan.
Een overstap naar synthetische brandstoffen/waterstof voor transport: transport vervult binnen ons land belangrijke functies, zowel voor zaken als personen. Gezien het feit dat betaalbare elektrische auto's voorlopig voorbij de horizon liggen, en elektrisch transport via vliegtuig en schip twijfelachtige mogelijkheden zijn, moeten we overwegen om de huidige koolwaterstoffen in gebruik te houden, maar moeten we zoeken naar manieren om dit uit bestaand methaan en koolstofdioxide te synthetiseren. Deze technologieën bestaan al, maar de nadruk moet liggen op kostenreductie. Op deze manier kunnen we met bestaande transporttechniek behouden, maar klimaatneutraal gebruiken.
Realistisch beleid t.o.v. het buitenland: als we werkelijk klimaatverandering willen tegengaan, moet er druk gezet worden op Afrika/Azië. Deze continenten hebben afgrijselijke uitstoot en tonen geen wensen om hieraan wat te doen. Willen we uitstoot globaal minimaliseren, dan moeten deze werelddelen meedoen. Uiteindelijk zijn wij slechts druppels in een emmer, en wat wij niet verzieken, doen zij wel voor ons.
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a. De genoemde punten zijn prima, ik zou moeilijk zaken erbij kunnen bedenken.
3b. Hopelijk in de toekomst expertise, en ik heb nu vrij weinig behoefte aan ondersteuning.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Verduurzaming van de leefomgeving zou met de eerder genoemde punten grotendeels al gedaan zijn. De enige maatregelen verder denkbaar zijn focus op recycling/afvalscheiding, hoe oneconomisch dat ook is, en wellicht een vergroening van de gebouwde omgeving.
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Geen, het landbouwbeleid ben ik niet genoeg bekend mee.
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Geen. Ik wil niets te maken hebben met deze op subsidie draaiende energiebronnen. Zoals eerder gestipuleerd, dit zijn pleisters op schotwonden die niet in staat zullen zijn om betrouwbare stroomvoorziening te leveren. Deze vormen van energie kunnen vrijwel nooit de bouwkosten, zowel energetisch als monetair, terugwinnen, en leveren ons uiteindelijk alleen afhankelijkheid op van andere landen omdat onze stroomvoorziening regelmatig niet zal kunnen voldoen aan de vraag.
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
7a. Subsidies zouden beter uitgekeerd kunnen worden in de vorm van belastingsverlaging. Andermans geld gebruiken om andere mensen dingen te laten kopen klinkt leuk, zeker voor de salonsocialisten in Den Haag, maar belastingsverlaging betekent tenminste dat geld in de handen van de rechtmatige eigenaren blijft, en op die manier kunnen mensen zelf de auto betalen. Subsidies eindigen alleen in gereduceerde koopkracht voor degenen die het grootste deel ervan betalen.
7b. Zie het eerder genoemde punt.
7c. Zoals eerder gezegd, ik zou liever transport op basis van synthetische, klimaatneutrale brandstoffen zien dan deze onzin. Ik denk ook dat mijn voorstel een aanzienlijk hogere draagkracht zou hebben bij de bevolking.
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Wellicht recycling, maar dat is twijfelachtig. Het probleem is dat hergebruik van grondstoffen op zichzelf ontzettend veel energie en tijd kost, hetgeen prijzen opdrijft. Tenzij een manier wordt gevonden om dit efficiënt te doen, zie ik dit niet als haalbaar. Wat ik liever zou zien is dat het Westen zou samenwerken om grondstoffenwinning uit meteoren een waarheid te maken in de komende 20 jaar. Op deze manier kunnen we enorme grondstofreserves gebruiken en kunnen we grondstofwinning op Aarde een non-factor maken. Bovendien kunnen we voor consumenten de kosten laag houden en zelfs nog verder drukken.
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Niet. Niet alleen zal je aan mensen in een land met ruimtetekort moeten uitleggen dat grote hoeveelheden ruimte vereist zijn voor deze subsidiebranders, maar ook moeten mensen het eens moeten zijn met horizonvervuiling en schade aan het milieu door deze apparatuur. Zeker gezien het feit dat er betere alternatieven zijn (hoewel de overheid er compleet in faalt om mensen hierover te informeren met haar tunnelvisie en algemene incompetentie), zal het moeilijk zijn om dit uit te leggen aan mensen.