Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam ir. J.M. Liemburg
Plaats Dordrecht
Datum 27 september 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

VRAAG 1a
Aandachtspunt 1 Kennis
De huidige kennis m.b.t. de processen die de klimaatverandering bepalen is nog volledig ontoereikend. Bijvoorbeeld: wat is de impact van de veranderingen in zeestromingen, wat zijn de gevolgen van wolkenvorming, hoe zit het met de invloed van de kosmische straling in relatie tot variaties in de zon, wat zijn de effecten van de z.g. broeikasgassen. Terwijl er allerlei factoren dus een rol spelen bij de klimaatverandering is er toch maar een klimaatbeleid opgesteld, dat gebaseerd is op één aanname, namelijk dat verandering in de hoeveelheid CO2 de bepalende factor is.
Een belangrijk aandachtspunt is dus om eerst maar eens die kennis te vergaren.
Aandachtspunt 2 Business Case
Er worden allerlei maatregelen aangegeven, om de reductiedoelstelling ten aanzien van de CO2 uitstoot te bereiken. Daarbij is er echter geen inzicht of deze maatregelen in voldoende mate efficiënt en effectief zijn. Het is ook niet duidelijk wat alternatieven zijn, of waarom alternatieven niet gekozen worden. Bijvoorbeeld: de landen om ons heen stappen juist over naar gas en wij moeten er vanaf (waarom?), wij adopteren het debacle van de Duitse energiewende (waarom?), er wordt geen keuze gemaakt om vol in te zetten op kernenergie (waarom niet).
Een belangrijk aandachtspunt is dus om eerst maar eens een Business Case op te stellen (en daarover breed te communiceren). Voorzien van een kosten en baten analyse: wat betekent het nationaal, voor bedrijven en voor de burgers.
Aandachtspunt 3 Samenvatting
Zolang er ten aanzien van de hierboven genoemde aandachtspunten geen invulling wordt gegeven, is het zinloos om verdere aandachtspunten (en er zijn er nog vele) te behandelen. Hoe kun je in 2019 een traject van deze immense omvang ingaan zonder voldoende kennis en zonder Business Case?
VRAAG 1b
Het gaat hier over de uitvoering van een klimaatbeleid. De enigen die daar een rol in spelen zijn de burgers (en de door hen gekozen overheden), zoals dat ook geldt bij de uitvoering van andere beleidsterreinen. Het is al vreemd, dat bij het tot stand komen van het klimaatplan de burgers niet betrokken zijn geweest. Andere organisaties kunnen bij de uitvoering wellicht diensten leveren, maar dan in het kader van gecontroleerde opdracht uitvoering. Invloed op de uitvoering hebben dus alleen de burgers en de overheden. Het goed en transparant regelen van de governance van de uitvoering van plannen is essentieel voor de acceptatie door de burgers.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
VRAAG 2
Onderwerp 1 Energieopwekking
Het is niet haalbaar om de energievoorziening in Nederland volledig met windmolens en zonnepanelen af te dekken. Ontwikkelingen in Californië en Duitsland laten dit al zien, er moeten altijd back-up energiecentrales zijn en die draaien op fossiel. Eventueel surplus van energie omzetten in waterstof en opslaan om later weer in elektriciteit om te zetten is geen haalbare optie, de energieverliezen zijn te groot. Windmolens en zonnepanelen zijn milieuvervuilend (elke 15 à 25 jaar vervangen) en milieu verstorend (vogels, insecten, vleermuizen). Biomassa gebruiken, zoals nu gebeurt, zou direct verboden moeten worden, althans als de CO2 uitstoot inderdaad moet verminderen.
Kernenergie is dus het aangewezen middel om de fossiele brandstoffen te vervangen. Hier moet snel mee begonnen worden. Enerzijds de bouw van traditionele kerncentrales, anderzijds onderzoek doen naar de realisatie van thoriumcentrales (en uiteraard daarna bouwen). Dit is in alle gevallen een goede zaak (ook als het klimaatprobleem een hoax blijkt te zijn), omdat de fossiele brandstoffen milieuvervuilend zijn en ook ooit eens uitgeput zullen raken.
Onderwerp 2 Energietransport
Omdat er meer elektriciteit verbruikt zal worden, zal ook het netwerk daarop aangepast moeten worden. Dat is geen geringe ingreep en daar moet dus op tijd mee begonnen worden. Nu dus eens vóórlopen van de infrastructuur in plaats van achteraf. We zien bijvoorbeeld, dat dit in Duitsland nu een probleem is (vergunningen, protesterende burgers).
Waterstof als vervanger van aardgas ten behoeve van huishoudens is geen optie. Dit is te gevaarlijk (knalgas), waterstof heeft een veel lagere energie-inhoud dan aardgas, waterstof heeft een kleine moleculaire structuur en zal daardoor makkelijker weglekken.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
VRAAG 3a
De samenwerking met andere lidstaten (maar ook bij een brexit inclusief Groot Brittannië) moet gericht zijn op hetgeen in mijn beantwoording van de vragen 1 en 2 is opgenomen:
• kennis vergaring m.b.t. de processen die ten grondslag liggen aan de klimaatverandering. Kennisvergaring (en kennisdeling) moet plaatsvinden door Europese wetenschappers uit relevante vakgebieden. NGO’s en dergelijke hebben daar niets bij te zoeken;
• opstellen van een business case;
• onderzoek naar en realisatie van kernenergie centrales (vooral gericht op de toepassing van thorium);
• afspraken maken over en inrichten van een goed op de toekomst passend elektriciteitsnetwerk.
VRAAG 3b
Er is nog geen bewijs gevonden, dat de klimaatverandering voornamelijk door mensenhanden in de vorm van extra CO2 uitstoot veroorzaakt wordt. De inzet van kinderen door dubieuze NGO’s onderstreept nog eens het ontbreken van de gewenste bewijskracht. Zolang dat er niet is, is het zelf bijdragen zinloos.
Voor het coördineren van het vergaren van kennis en het opstellen van een business case ben ik altijd bereid om me in te zetten.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
VRAAG 4
Ik heb geen aanvullende ideeën. Wel zijn er wat wijzigingen aan te brengen:
Huizenbezitters worden op enorme kosten gejaagd, omdat er zaken als warmtepompen aangeschaft en geïnstalleerd moeten worden. Je ziet bedragen van € 30.000(EIB) en hoger voorbijkomen. Dat kan natuurlijk niet.
De energiebelasting wordt aangepast. In 2020 zal de gasprijs door de energiebelasting en de ODE, die beide stijgen, met 8 cent omhoog gaan (we betalen BTW over deze belasting!). Huishoudens in de lagere inkomensgroepen worden hier steeds zwaarder getroffen. Dat kan natuurlijk niet.
Ofwel, Nederland moet niet van het gas af, de landen om ons heen gaan nu juist gas gebruiken. Eventuele aanpassingen aan de gebouwde omgeving moeten voor de burger budget neutraal gebeuren.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
VRAAG 5
• Verbiedt het gebruik van producten uit de landbouw voor de productie van brandstof. De landbouwgronden moeten gebruikt worden voor de productie van voedsel.
• Stimuleer programma’s die de bevolkingstoename remmen (alleen al door ademen stoot een volwassene 400 kilo CO2 uit per jaar). Kijk hierbij vooral naar de enorme bevolkingsgroei in Afrika.
• Ondersteun de Nederlandse boeren, zij leveren een hoge kwaliteit en kwantiteit en dragen daardoor bij aan de voedselvoorziening in de wereld.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
VRAAG 6
Zonnepanelen en windmolens zijn zinloze pogingen om onze energievoorziening te veranderen. De zon schijnt in Nederland ’s nachts onvoldoende en wind is er ook niet altijd, of juist te veel. Om deze enorme variaties in de stroomvoorziening op te vangen zijn nog altijd de conventionele energiecentrales nodig.
Het aanleggen van dit soort parken moet dus stopgezet worden. De investeringen moeten gedaan worden in kernenergie.
Ofwel, ik zie geen participatie in dit soort projecten.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

VRAAG 7a
Er is behoorlijk wat discussie gaande over het al dan niet meer vervuilend zijn van elektrische auto’s. Het betekent dan, dat het dus niet zoveel uitmaakt of je al dan niet elektrisch rijdt. De stroom waar EV’s gebruik van maken is voornamelijk opgewekt door fossiele brandstof.
Dus niet subsidiëren. Het geld gebruiken voor onderzoek naar en realisatie van kernenergiecentrales.
VRAAG 7b
Het toepassen van subsidie instrumenten op een voertuig, dat slechts hoogbetaalde gebruikers zich kunnen permitteren maakt alleen al het klimaatplan ongeloofwaardig.
Laat de marktwerking plaatsvinden.
VRAAG 7c
Nee. Er zijn al vele jaren voldoende ideeën te vinden bij de milieuclubs.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
VRAAG 8
CO2 is plantenvoedsel. Koolstof is een belangrijke bouwsteen voor het leven op aarde. Zelfs de NASA heeft laten zien met satelliet metingen, dat de aarde in de laatste tientallen jaren behoorlijk veel groener geworden is. Als er minder dan 150ppm CO2 in de atmosfeer aanwezig is, dan sterft de flora en ook fauna op onze planeet uit.
Dus je moet voorzichtig zijn met CO2 reductie. Er liggen al zoveel plannen, dat er niets méér gedaan moet worden. En daarnaast, zoals ik in vraag 1 al gesteld heb, er is niet eens bewezen dat CO2 de veroorzaker is van de klimaatverandering.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
VRAAG 9
Nederland is een zeer dicht bevolkt land. Als er hier nog meer windmolens en zonnepanelen (op het land) geplaatst moeten worden, zal dit ongeacht welke propaganda dan ook niet geaccepteerd worden. Het feit, dat de crisis- en herstelwet al van tafel gehaald is, spreekt boekdelen.
Draagkracht (en respect) worden verkregen door:
• deze hulpmiddelen niet meer te plaatsen;
• het klimaatplan aan te passen;
• te melden dat we eerst (en welke) onderzoeken zullen plegen en een business case zullen opstellen;
• te melden dat we op een verkeerd spoor zaten;
• het realiseren van kerncentrales.