Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam D.M. Schipper
Plaats Utrecht
Datum 30 augustus 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

1a: Kennis over waarom veranderingen in ons gedrag nodig zijn. Stop met het tolereren van fake news en wetenschapnegerende argumenten van partijen als FvD en PVV. De energietransitie is noodzakelijk om ons leven op aarde voort te kunnen zetten. Hier moet onze maatschappij op grote schaal over ingelicht worden, kennis moet overal en op een voor iedereen begrijpelijke manier beschikbaar zijn. Daarnaast moet het makkelijk zijn voor mensen om voorbeelden te krijgen over wat zij kunnen doen om hun bijdrage te leveren. Kleine veranderingen die makkelijk door te voeren zijn. Stimuleren om dit toe te passen in het dagelijks leven. Klimaatverandering is gaande op dit moment, daar is geen ontkennen aan. Het is geen democratische kwestie, het is een wetenschappelijke kwestie. Die vraagt om een niet-politieke aanpak. En hier moeten mensen over "opgeleid" worden. Wat mij daarin opvalt is dat jongere generaties (25-30 jaar en jonger) hier niet aan twijfelen en alle zeilen willen bijzetten om klimaatverandering te minimaliseren. Het zijn de oudere generaties die koste wat kost klimaatactie proberen te voorkomen en dit vind ik kwalijk. Er moet gecommuniceerd worden op een op feiten gebaseerde manier, voor iedereen begrijpelijk en helder, het moet duidelijk worden waarom we bezig zijn met het aanpakken van klimaatverandering.

1b: burgers: steentje bijdragen, elkaar stimuleren, ondersteund worden door voorbeelden te geven en subsidies beschikbaar te stellen (of aangeven dat er bedrijven zijn die willen investeren), kennis bijspijkeren. bedrijven: het goede voorbeeld geven, investeren in verduurzaming van hun producten/diensten, fondsen beschikbaar stellen voor particulieren om ook aan de slag te kunnen gaan met verduurzaming. overheid: kennis verspreiden, kennis verspreiden, kennis verspreiden en voorbij het punt van een politieke discussie komen en daadkrachtig actie gaan ondernemen en beleid opstellen richting een duurzamere samenleving, geef prioriteit aan communicatie. kennisinstellingen: kennis die ze hebben op een voor iedereen begrijpelijke manier presenteren, de kennis voor verduurzaming is er namelijk al, veel extra onderzoek is niet nodig, de kunst is nu om dat aan het grote publiek kenbaar te maken. NGO's: burgers samenbrengen en stimuleren te verduurzamen, kennis verspreiden.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
het feit dat klimaatverandering al begonnen is en nog maar ten dele bij te sturen, dus ons voorbereiden op een samenleving waarin het realiteit is. De zeespiegel gaat stijgen, overstromingsrisico's van rivieren gaan toenemen, we zullen drogere en hetere zomers krijgen, biodiversiteit gaat afnemen en er zullen meer en meer mensen Europa in komen. Als de overheid hier niet duidelijk en eerlijk over is en op tijd op gaat voorsorteren, kan dat leiden tot ontwrichting van de maatschappij. Voor zover dat nu nog niet aan de orde is. Dus ook hier weer: mensen een eerlijk en realistisch beeld van onze toekomst voorhouden, ze kennis bijbrengen en informeren over wat er ons staat te gebeuren. Het niet mooier maken dan het is. Communicatie is cruciaal en moet meer aandacht krijgen in het klimaatbeleid.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a: kennis delen, laten zien dat dit een uitdaging is die we op Europees niveau oppakken en daarover COMMUNICEREN. Er zou een plek moeten komen voor een strategie/plan bedenken waarop er gecommuniceerd gaat worden over de veranderingen die gaan komen, wat Europa daaraan doet en wat mensen zelf kunnen doen. Communicatie is onmisbaar.

3b: ik kan een bijdrage leveren aan het opstellen van een dergelijke strategie en heb een e-mailadres nodig van de persoon bij wie ik me hiervoor kan aanmelden. Desnoods meld ik me bij deze aan als persoon om me binnen het ministerie van EZK te storten op de communicatieopgave die er ligt over klimaatverandering en nut en noodzaak en ga ik vanuit die rol in gesprek met andere lidstaten om een Europees communicatieplan op te stellen.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Communicatie over de maatregelen die worden genomen. Ik ben redelijk op de hoogte van het klimaatbeleid, maar de maatregelen die hier worden beschreven waren mij nog niet bekend. Wellicht ook nieuwspartijen benaderen (RTL, NPO, kranten, radio's etc.) om hier actief over te communiceren richting burgers. Informatie versrpeiden, ik ben zelf op dit moment niet in de gelegenheid mijn huis te verduurzamen aangezien ik het van een particulier huur.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
deze vraag vraagt om veel inzicht in de visie en afspraken uit het Klimaatakkoord, met daarnaast een dosis kennis over de praktijk van landbouw. Deze vraag zou voorgelegd moeten worden aan een instantie als de WUR die een actieplan kunnen opstellen, in samenwerking met boeren die hierin voorop lopen. Dit plan zou door een partij als LTO breed uitgedragen en gestimuleerd kunnen worden in heel Nederland. Vanuit een dergelijke organisatie kunnen werkgroepen opgericht worden om ervaringen te delen en van elkaar te kunnen leren.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
mee kunnen denken over de inrichting van het plan, en daarbij het gevoel hebben dat er daadwerkelijk naar mijn wordt geluisterd. als wordt afgeweken van mijn suggesties, wil ik weten waarom dat zo is. ik zou meer kennis willen hebben van de opgave waar we voor staan en de nut en noodzaak. Ook zou ik willen dat jongeren actiever worden betrokken bij dit soort processen. Daarnaast zou ik de mogelijkheid willen hebben om te kunnen investeren in het project. Ook een omgevingsfonds is wenselijk, zodat ook de minima's uit de samenleving kunnen profiteren van duurzame energie.

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

7a: ik heb te weinig verstand van subsidies voor voertuigen om hier een goed antwoord op te geven. wel zou ik graag zien dat de subsidies het ook voor mensen met lage inkomens aantrekkelijk maken om een elektrische auto aan te kunnen schaffen.

7b: dit klinkt als goede instrumenten. ook het beleid van gemeenten dat nu geldt (als er binnen een straal van 250m een laadpaal staat, komt er geen meer bij) mag wat mij betreft aangepast worden naar dat er overal laadpalen mogen en kunnen komen.

7c: rekeningrijden voor benzine-/dieselauto's. maar alleen wanneer het ook voor lagere inkomens mogelijk is om met een subsidie elektrische auto's aan te schaffen.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Nederland moet zijn ogen openen en verantwoordelijkheid nemen voor de uitstoot van CO2 van al haar diensten en producten, overal ter wereld. Het is hypocriet om dat buiten beschouwing te nemen. Als je circulair wil werken, dan moet je ook naar je uitstoot in het buitenland kijken. Klimaatverandering is te urgent om wat dit betreft na te denken over kostenefficiënt. Het kan alleen kostenefficiënt als je naar de hele keten kijkt, ook in het buitenland. Anders ben je in Nederland alleen maar bezig met end-of-pipe solutions en die zijn op de lange termijn per definitie niet kostenefficiënt.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Ten eerste: laten we het niet meer hebben over draagvlak. Draagvlak betekent dat iedereen het eens is met de ruimtelijke keuzes die we gaan maken, en dat is een illusie. Er zullen altijd mensen tegen zijn. Heb het daarom over acceptatie: men hoeft het er niet mee eens te zijn, maar kan wel inzien dat deze keuzes nodig zijn en is daarom in staat het te accepteren.
Ten tweede: de acceptatie kan vergroot worden door burgers eerst veel kennis bij te brengen over klimaatverandering, windmolens en zonnepanelen en als overheid actief te communiceren over de nut en noodzaak. wanneer burgers meer kennis hebben, moeten ze mee kunnen praten over randvoorwaarden van ruimtelijke keuzes. De RESsen zijn hiervoor een goed instrument. Richt gebiedscommissies/werkgroepen/etc. op waarin burgers vertegenwoordigd worden zodat zij mee kunnen praten over de randvoorwaarden die in de RESsen komen, en/of over de ruimtelijke keuzes die gemaakt worden in de RESsen. Als burgers niet mee kunnen praten over de RESsen, wordt het uitvoeren van de RESsen lastig, omdat burgers dan vragen gaan stellen over de ruimtelijke keuzes die zijn gemaakt en niet hebben kunnen meepraten. En dan is acceptatie ver te zoeken.