Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | LIF B.V. (Dr. Ruud Santing) |
---|---|
Plaats | Ede |
Datum | 30 augustus 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
De 2050 norm is gebaseerd op een ontwikkelingscurve, de 2030 norm pakt simpelweg het lineaire midden en maakt daar een nieuw doel van dat in de praktijk via een ontwikkelingscurve bereikt zal moeten worden. Het op deze manier aanjagen van de noodzakelijke veranderingen is op zich een goed idee, het presenteren als een juridisch afdwingbaar doel is een heel slecht idee. Het getuigd van weinig vertrouwen in het innovatief en adaptief vermogen van zowel burgers als bedrijven.
1a: Stimuleer tot 2030 alle goed onderbouwde initiatieven ruimhartig, enige financiële druk kan goed bijdragen. Onrealistische doelen zullen tot frustratie en geldverspilling leiden. Zo zullen er eerst betaalbare, geluidsarme warmtepompen ontwikkeld moeten worden voordat nieuwbouw automatisch zonder gasleidingen plaatsvind. In 10 jaar komt dit vast wel goed, maar nu is het te vroeg.
1b: Alle lasten komen nu terecht bij de burgers en die hebben maar beperkte speelruimte. Het belasten van bedrijven (i.p.v. stimuleren) komt uiteindelijk ook bij de burger terecht, hetzij via vertrek van bedrijven naar het buitenland, hetzij door verhoging van prijzen. Stimuleer de samenwerking tussen partijen om doorbraken te realiseren in innovatieve technieken. Ga geen kostbaar land volzetten met zonnepanelen, maar doe gericht onderzoek naar kernenergie. In het kader van ontwikkelingssamenwerking kunnen warmere landen financieel gesteund worden met zonneparken, die zijn daar veel effectiever en het is een mondiaal probleem, niet nationaal. Zorg dat ook dit soort zaken meetelllen in de scores van Nederland.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
De nadruk op biodiversiteit vertaald kleine geografische aanpassingen van de planten en dierenwereld in het "verdwijnen van soorten". Het betreft echter een verplaatsing van soorten en op mondiaal niveau is de schade veel minder groot. Evenzo wordt gefocused op verdwijning, terwijl er ook continu nieuwe soorten ontdekt worden. Dit geeft een prachtige kans om klimaatbeleid veel positiever te beschrijven dan de alarmistische toon die er nu bij gebruikt wordt.
Nederland zal voorop lopen in de ontwikkelingscurve en die gaat steil omhoog na 2030. De nadruk moet dus liggen op het warm ontvangen van innovatie en met ruimte in de regelgeving voor proeftuinen en experimenten. Nu gaat het steeds over potentiële risico's en daar wordt door belanghebbende instanties volop gebruik van gemaakt. Een nog betere leefomgeving is iets moois, vertel dat dan ook.
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
3a. De samenwerking binnen Europa moet veel sterker worden en dat kan door gerichte subsidies en onderzoeksprogramma's. Hierbij mogen er geen taboes zijn, zoals nu op kernenergie. Ook op het gebied van gasdistributie (ook naar Nederland, voor gebruik in Nederland) kan veel verbeterd worden. Het van gas losmaken van Nederland is een onzinnig project op dit moment, met de huidige stand van de techniek van alternatieven.
Nederland is maar een postzegel op de wereldkaart en het in de kopgroep zijn levert het klimaat niets op. Samenwerking en kennisverspreiding wel. Dat is ook een uitstekend economisch traject en de opbrengsten op mondiaal niveau moeten meegenomen worden in de Nederlandse scores.
3b Wij koken en rijden al electrisch, voorzien volledig in ons eigen electriciteitsverbruik, dus op dat vlak zijn we volledig bij. Op het gebied van gas en water kunnen we momenteel weinig doen, enerzijds omdat er technisch nog geen goede vervangingen zijn en anderzijds omdat regelgeving stappen hierin verhinderd.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Het inschakelen van corporaties hiervoor is een heel slecht idee, want dit komt in de huurprijzen tot uiting en dat zorgt er weer voor dat jongeren geen betaalbare woning kunnen vinden. De duurzaamheidstoeslag op de energierekening is een belastingverhoging die niet of nauwelijks ten goede komt van de burger. Complete zonnevelden wordt aangelegd voor een enkel datacenter (Google, bijv.), maar ze worden "verkocht" als een investering in x-duizend huishoudens. Met dit soort bedrog vervalt het draagvlak op termijn en dat is funest. Er lopen al honderden goede initiatieven en stimuleer deze. Waar ze succesvol zijn, zorg voor kopie-functie door voorlichting en gerichte subsidies, direct bij huiseigenaren en VVE's.
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
De aarde vergaat niet, de mensheid vergaat en dat is prima. Het echte probleem is de bevolkingsaanwas wereldwijd en dus toenemende behoefte aan voedsel. Nederland staat in de absolute top van efficiënte productiemethodes en dat komt in Nederland uitsluitend negatief in het nieuws. In plaats van belemmeringen (CRISPR-CAS verbieden bijvoorbeeld), moet innovatie gestimuleerd worden. Varkenstorens, megastallen, circulaire boerderijen, we kunnen het allemaal, maar het wordt continu tegengewerkt. Met de kennis van Nederland op dit gebied hoeft er nergens meer honger geleden te worden, maar het verspreiden van anti-conceptiemiddelen en de kennis daarover is een taboe terwijl dit decennia geleden wel de bron van onze huidige welvaart was. Hypocriet beleid werkt niet bij een goed-opgeleide bevolking. Dus Nederland is Waardevol in het voedselvraagstuk en zou nog veel beter (economisch) Verbonden moeten worden met het buitenland, maar wel geflankeerd door een besef dat alleen minder mensen op aarde tot een houdbare mensheid leiden.
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Inmiddels is niet de opwekking van duurzame energie, maar de opslag en distributie het probleem. En hier wordt vanuit de overheid nauwelijks aandacht aan besteed. Juist hier kunnen gigantische stappen worden gemaakt, dus informeer en betrek de burgers hierbij.
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
7a: Het beleid van de overheid is gericht op het binnenhalen van gelijke financiële middelen als dadelijk steeds minder fossiele brandstoffen worden verkocht. Met dit uitgangspunt is ieder beleid kansloos. Transparantie in kosten en gericht belasting werkt prima (rekeningrijden bijv.). Nu is het continu bedrog ('kwartje van Kok', subsidieregelingen die korter duren dan de levensduur van een auto) of op zijn minst onbetrouwbaar.
7b: De essentie bij electrisch rijden is de opslag van energie. Daar worden maar heel langzaam stappen in gemaakt. Mini-netwerken, delen van restcapaciteit en dat soort innovaties zijn essentieel voor succes. De autoleveranciers gebruiken iedere subsidie voor het verhogen van de verkoopprijs, dus dat is zinloos, zeker nu we geen eigen productie van auto's hebben.
7c: Waar in het autoverkeer heel veel geld gestoken wordt in het nog verder verminderen van verkeersslachtoffers, wordt dit in het fietsverkeer totaal niet gedaan. Integendeel, steeds meer varianten van fiets, brommer, etc. komen op de weg en het aantal verkeersslachtoffers stijgt sterk. Dan is het niet de oplossing om deze weggebruikers maar 'tussen de auto's door te gooien'. Beter is om duidelijk restricties aan te brengen op snelheden en dat goed te handhaven. De speed-pedalec mag in de bebouwde kom dan niet aanstaan, bijvoorbeeld. Dat is in te richten, gewoon op het fietspad.
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
1) Transport van afval moet zoveel mogelijk beperkt worden. Import van afval is al helemaal uit den boze, export net zo. Wij moeten verantwoordelijk zijn voor ons eigen afval en dat goed inrichten. Samenwerking binnen regio's (grensoverschrijdend) is prima, maar geen import van houtpulp uit Canada om hier afvalovens te laten draaien en geen export van plastic afval naar India als je toch weet dat het daar eerst op de stapel en dan in de oceaan gedumpt wordt.
Transparantie van afvalstromen is essentieel.
2) Op dit moment wordt vooral geadverteerd met welk percentage van een geproduceerd iets herbruikbaar is. Maar hoeveel IS hergebruikt in een geproduceerd iets? Dat is het verschil tussen potentiële circulariteit en echte circulariteit.
3) Massaal stimuleren van export van Nederlandse kennis.
4) Optimaliseren van CO2-afvang en opslag. Stoppen met eindeloze NIMBY-procedures en gewoon doorzetten. Burgers wonen wel jaren boven een gasbel, maar vinden een CO2-bel gevaarlijk?
5) Massaal opslaan van CO2 in uitgeputte Groningse gasvelden. Dat zal de bodemdruk laten afnemen en resulteert dus in minder aardbevingen.
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Zonnepanelen kunnen op 'gebruikte' plekken worden ingezet: fietspaden, geluidswallen, daken, etc. etc. Zonneweides zijn absurd in Nederland.
Windmolens op land altijd opzetten met medegebruik van omwonenden en op zee gewoon opzetten (zonder procedures over landschapvervuiling).
In beide gevallen beleid top-down. Lokale wethouders zullen altijd tegen zijn, omdat hun achterban er nu eenmaal woont. Procedures tussen gemeentes en hogere overheden afschaffen. Enorme verspilling van publieke middelen.
Crisisbeleid formuleren: één gerichte ronde bezwaren ophalen en dan doorpakken. Het duurt allemaal veel te lang.
Als de energierekening gestaag daalt komt het draagvlak vanzelf goed. Op dit moment hebben burgers alleen maar lasten (op uitzicht, op geluid, in de portemonnee).