Uitbreiding btw-herzieningsregels voor kostbare diensten
Reactie
Naam
|
Van der Meer Accountants & Adviseurs (mr. T. van Ewijk)
|
Plaats
|
Oosterwolde
|
Datum
|
23 mei 2017
|
Vraag1
-
Om te beginnen: een toevoeging aan de herzieningsregeling, zoals hier wordt voorgesteld, is meer dan welkom. Vanuit zowel fiscaalrechtelijk als rechtsfilosofisch perspectief kan mijn enige kritiek luiden, dat dit gelijk bij de implementatie van de Europese btw Richtlijn 2006 had moeten gebeuren en niet pas in januari 2018.
In de praktijk verwacht ik wel de nodige onduidelijkheid over de definitie "diensten die betrekking hebben op een onroerende zaak". Met name wanneer sprake is van "samenloop" met art. 3.30 Wet Ib 2001, specifiek op het punt van verbouwingsinvesteringen die separaat op de balans opgenomen moeten worden en waarop maximaal 20% per jaar mag worden afgeschreven (en die dus de facto in vijf jaar tijd tot nihil c.q. restwaarde worden afgeschreven).
Ik vraag mij overigens af, welk doel gediend wordt, door de investeringsdiensten te splitsen in investeringsdiensten mbt onroerende zaken en overige investeringsdiensten. Ook vraag ik mij af of de uitvoeringskosten, waaronder de vorming van jurisprudentie en administratieve lasten voor ondernemers, opwegen tegen het beoogde doel van de splitsing.