Wet leeruitkomsten hoger onderwijs
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Breda
|
Datum
|
5 juli 2021
|
Vraag1
Wat is uw mening over het voornemen om ho-instellingen de mogelijkheid te bieden een opleiding in te richten op basis van eenheden van leeruitkomsten?
Ik juich de ontwikkeling naar meer flexibiliteit in het onderwijsaanbod toe. Tegelijkertijd heb ik wel een aantal kanttekeningen bij het wetsvoorstel.
1 Een opleiding moet obv dit voorstel kiezen tussen een samenhangend geheel van ofwel OE ófwel ELU. Optimale flexibiliteit wordt juist bereikt als per eenheid kan worden bepaald of deze leerwegonafhankelijk kan worden behaald of niet. Laat het onderscheid tussen OE en ELU vervallen, hanteer 1 begrip (bijv. ‘eenheden’). Voor elke eenheid moet het doel vastliggen, en moet bepaald zijn of dit doel leerwegonafhankelijk mág worden bereikt (zo ja: student kan dus kiezen voor volledig eigen route, volledig aanbod volgen of een tussenvorm). Zo bieden we optimale flexibiliteit voor alle doelgroepen. Zie bijlage voor toelichting.
2 In het voorstel is voor ELU-opleidingen niet alleen de mogelijkheid tot een bindende afwijzing verdwenen, maar is zelfs het hele studieadvies geschrapt. Het staat een opleiding natuurlijk vrij om alsnog een studieadvies te geven, maar een student heeft hier wettelijk gezien kennelijk geen recht meer op.
Waarom is de verplichting tot geven van studieadvies verdwenen? Hebben deze studenten geen advies nodig? Dat lijkt me sterk. Ook een student die zelf richting geeft aan zijn leren heeft recht op een goed advies over voortzetting van zijn studie. Een advies kan ook prima gegeven worden wanneer er geen vast P-programma meer is. In het Studieplan worden afspraken gemaakt over wat de student wil bereiken in een bepaalde periode, een prima basis voor advies.
3 In het voorstel wordt het valideren van kennis, inzicht of vaardigheden als extra taak/bevoegdheid van de examencommissie toegevoegd. Dat lijkt me onverstandig.
Anders dan bij vrijstellingen wordt bij validering niet gevaren op de beoordeling van een andere instelling (behaalde certificaten/diploma’s), maar wordt de prestatie van de student inhoudelijk beoordeeld. Bijv. dmv beroepsproducten icm een assessment. Waarom wordt deze inhoudelijke beoordeling niet door een examinator gedaan, onder verantwoordelijkheid van de opleiding (uiteindelijk: het instellingsbestuur)?
Als de examencommissie verantwoordelijk is voor validering, wie borgt dan de kwaliteit van deze validering? Of moet de slager zijn eigen vlees keuren?
Vraag2
Wat is uw mening over de wijze waarop de studielast van opleidingen bestaande uit eenheden van leeruitkomsten wordt geregeld?
Ik ben zeer voor het baseren van de omvang van studiepunten op het relatieve belang. In het wetsvoorstel is echter opgenomen dat dit alleen kan wanneer de opleiding is opgebouwd uit eenheden van leeruitkomsten (ELU’s) én er geen variant is die is opgebouwd uit onderwijseenheden (OE’s). Dat leidt tot problemen.
In de praktijk zou dit betekenen dat de omvang van de ELU’s in onze deeltijdopleidingen gebaseerd moet worden op de (op studielast gebaseerde) omvang van de OE’s in de voltijdopleidingen. De ELU’s en de OE’s zijn uiteraard niet 1 op 1 op elkaar te leggen, deze programma’s zitten anders in elkaar. Het lijkt me daardoor niet uitvoerbaar om de omvang van de ELU’s af te leiden van de omvang van de OE’s.
Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven: het gaat om wat de student moet kennen en kunnen, niet om waar, hoe en in hoeveel tijd men dat leert. Wat mij betreft zou deze denkwijze in de volle breedte gehanteerd moeten worden.
Bijlage