Vereisten mbo-docenten basisvaardigheden
Reactie
Naam
|
Talland College (S. Wijbrandts)
|
Plaats
|
Purmerend
|
Datum
|
20 juli 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op dit wetsvoorstel? Dan kunt u hier een reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een bericht te uploaden.
Ik werk al ruim 15 jaar als docent Nederlands in het mbo. Ik ben via een omweg in dit vak terechtgekomen, maar inmiddels ben ik een ervaren en betrokken docent. Omdat dit wetsvoorstel directe gevolgen heeft voor mijn werk, vind ik het belangrijk om hierop te reageren.
Mijn ervaring en dagelijkse praktijk geven mij inzicht in wat werkt voor onze studenten en ik hoop dat mijn stem mee kan helpen om het onderwijs te verbeteren.
Laat ik vooropstellen dat ik het belangrijk vind om mezelf te blijven ontwikkelen. Zeker in het onderwijs is Leven Lang Leren essentieel. Daarom volg ik regelmatig trainingen, cursussen en opleidingen die bijdragen aan mijn professionaliteit en de kwaliteit van mijn lessen.
Vraag2
Het wetsvoorstel gaat uit van een overgangstermijn van vijf jaar. Is dit volgens u voldoende tijd voor huidige docenten om te voldoen aan de nieuwe wet? (Zie voor nadere toelichting op het overgangsrecht paragraaf 9.2 uit de memorie van toelichting.).
Een overgangstermijn van vijf jaar is naar mijn mening zeker niet voldoende. Veel onderwijsinstellingen zullen een groot deel van hun docenten moeten laten bijscholen. Dit zorgt voor extra druk op de dagelijkse lessen. Wie neemt deze lessen over als collega’s studeren?
Daarnaast speelt de privésituatie van docenten een belangrijke rol. Niet iedereen heeft de ruimte om een intensief scholingstraject te volgen. Denk aan zorgtaken zoals jonge kinderen, mantelzorg of ziekte. Scholing naast het werk vraagt veel tijd en energie, en dat is niet voor iedereen haalbaar binnen vijf jaar.
Ook moeten aanbieders van deze scholing voldoende capaciteit hebben. De vraag naar opleidingen zal waarschijnlijk flink toenemen. Het is belangrijk dat er genoeg plek en begeleiding is voor alle docenten die zich willen laten bijscholen.
Een dergelijk voorstel brengt bovendien extra druk met zich mee, wat kan leiden tot uitstroom van docenten uit het mbo-onderwijs. Dit zou het bestaande tekort alleen maar vergroten en de kwaliteit van het onderwijs nog verder in gevaar kunnen brengen.
Vraag3
Het wetsvoorstel gaat uit van een termijn van twee jaar om het opleidingstraject van 30 studiepunten te voltooien. Deze twee jaar kan, indien daar redenen voor zijn, verlengd worden met nogmaals twee jaar. Is deze tijd voldoende om dit opleidingstraject af te ronden naast een baan als docent? (Zie voor nadere toelichting paragraaf 2.4.4 uit de memorie van toelichting.).
Een opleidingstraject van twee jaar is naar mijn mening niet haalbaar voor veel mbo-docenten. Het combineren van een intensieve studie met een (volledige) baan in het onderwijs vraagt veel tijd en energie.
Ik stel voor om het traject terug te brengen tot één basisjaar, met de mogelijkheid om dit later uit te breiden met verdiepende modules. Op die manier blijft het haalbaar voor meer docenten en kan de inhoud worden afgestemd op hun situatie en ervaring.
Bovendien moet elke mbo-docent al minimaal een Pedagogisch-Didactisch Getuigschrift (PDG) behalen. Dat is ook een intensief traject van twee jaar. Op dit moment is mij nog niet duidelijk hoe deze twee intensieve trajecten naast elkaar kunnen bestaan.
Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de privésituatie van docenten, zoals zorg voor (jonge) kinderen, mantelzorg of gezondheidsproblemen. Ook moet er gekeken worden naar eerder verworven competenties. Maatwerk is hier absoluut noodzakelijk.
Vraag4
Om vast te stellen welke scholing voor een docent nog noodzakelijk is om onderwijs te geven als docent Nederlands, rekenen of burgerschap en of deze scholing binnen twee jaar kan worden afgerond, wordt voorafgaand aan het scholingstraject een geschiktheidsonderzoek gedaan. Een lerarenopleider en een mbo-docent voeren dit geschiktheidsonderzoek uit. De mbo-docent moet werkzaam zijn bij een andere instelling dan de aanvrager om ervoor te zorgen dat het een onafhankelijk oordeel is. Zijn dit volgens u de juiste actoren om te betrekken bij dit geschiktheidsonderzoek? (Zie voor nadere toelichting paragraaf 2.4.1 uit de memorie van toelichting.).
Ik heb grote twijfels bij het uitvoeren van een geschiktheidsonderzoek voorafgaand aan het voorgestelde scholingstraject. Zo’n onderzoek kost veel tijd en geld, terwijl er al veel mbo-docenten zijn met jarenlange ervaring in de vakken Nederlands, rekenen en burgerschap.
Daarnaast hebben deze collega’s minimaal een Pedagogisch-Didactisch Getuigschrift (PDG) behaald. Dit is een intensief traject van twee jaar, waarbij meerdere lesbezoeken plaatsvinden. Deze worden uitgevoerd door zowel de interne opleider van de school als door de externe opleidingsinstelling. Hierdoor is er al sprake van een onafhankelijk oordeel over hun lesvaardigheden.
Een vaardigheidstoets voorafgaand aan het scholingstraject lijkt mij daarom voldoende. Het is een efficiëntere en minder tijdrovende manier om te bepalen welke kennis en vaardigheden nog ontbreken. Hier kan dan op worden ingespeeld met een passend traject, bijvoorbeeld in de vorm van het aanbieden van bepaalde vrijstellingen en/of het volgen van relevante modules.
Tot slot: het sterk benadrukken van een 'onafhankelijk oordeel' ondermijnt in mijn optiek de integriteit van de schoolopleiders binnen de onderwijsinstelling. Opleiders hebben immers geen belang bij het positief beoordelen van iemand die niet geschikt is. Als een docent onvoldoende bekwaam is, merkt de opleiding dat zelf in de dagelijkse praktijk en studenten ondervinden daar direct de gevolgen van. Goed onderwijs is ook voor de scholen zelf van groot belang.