Wetswijzigingen medezeggenschap scholen
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Woerden
|
Datum
|
10 september 2020
|
Vraag1
Wat vindt u van dit voorstel van wet?
Er zal in de begroting zichtbaar gemaakt moeten worden hoe de verdeelprincipes eruit zien, waarbij onderscheid wordt aangebracht tussen de genoemde aspecten. Voor zover die verdeling ‘op organisatieniveau’ geschiedt, is dat (dus) een aangelegenheid van de GMR.
De concept memorie van toelichting geeft al expliciet aan dat specifieke uitwerking van het geheel, van ‘wat tot de hoofdlijnen behoort’ op schoolniveau plaatsvindt. Dat betekent dus dat de wetgever zich – zo de tekst er nu uitziet – op het standpunt stelt dat de ‘hoofdlijnen niet worden beperkt tot het niveau van de rechtspersoon’, maar dat ook op schoolniveau er nog sprake is van hoofdlijnen – waarvoor (dan eveneens) een instemmingsrecht geldt. In dat geval (dus) niet van de GMR maar van de MR-en.
Het zal t.a.v. het vaststellingsproces van de begroting een koerswijziging vergen, waarvan het eerst zichtbare is dat dit proces eerder gaat beginnen.
Een tweede aspect wat niet onderschat moet worden, en waar ik aandacht voor vraag is de professionalisering van (de) leden van de (G)MR. Het is de bedoeling dat de medezeggenschapsorganen een goede gesprekspartner voor de bestuurder / de directeur worden / zijn op dit punt. Dat betekent ook dat zij in de positie moeten worden gebracht dat zij die gesprekspartner ook kunnen zijn. Het belang van de bestuurder (en de directeuren) is daar ook nadrukkelijk bij gediend. Het verdient wat mij betreft aanbeveling om daar vast op voor te sorteren en in het komend jaar in te zetten op de vergroting van die deskundigheid.Het alleen adviseren en straks wellicht instemmen op uitgangspunten van de begroting is voor ons nu goed werkbaar en afdoende. Ga daar niet verder in