Meer ruimte voor nieuwe scholen
Reactie
Naam
|
LVGS, koepel van gereformeerd onderwijs (J Westert)
|
Plaats
|
Woerden
|
Datum
|
24 februari 2016
|
Vraag1
Denkt u dat de voorgenomen wijzigingen voldoende ruimte bieden om die scholen op te richten waar ouders en leerlingen behoefte aan hebben?
Nee, Het wetsvoorstel biedt meer ruimte, omdat het huidige richtingbegrip wordt verlaten, maar zorgt tegelijkertijd voor scherpere toetredingseisen aan de voorkant. De inspectie krijgt een zware rol die niet past bij haar taak. Beoordeling nieuwe scholen op basis van nieuwe concepten, dient geen directie overheidstaak te zijn, maar plaats te vinden door minimaal een onafhankelijk orgaan. De eisen aan de voorkant en de beoordeling van die eisen zijn zwaar en te zeer aan toetsing door de overheid gekoppeld, hetgeen niet juist is in het licht van de vrijheid van onderwijs.
Bovendien laat het wetsvoorstel de norm van het aantal leerlingen ongemoeid. Daarmee is het stichten van een nieuwe school op de 'verdringingsmarkt' onderwijs in de praktijk niet erg realistisch.
Vraag2
Denkt u dat initiatiefnemers met de keuze tussen marktonderzoek en ouderverklaringen goed de belangstelling voor hun school kunnen aantonen?
Er mag worden aangenomen dat ouders- als initiatiefnemers- dit verschil niet eenvoudig kunnen aantonen. In de praktijk zal het stichten van scholen geprofessionaliseerd ter hand worden genomen en daarmee vooral in handen komen van onderwijskundigen. Bovendien moet er een lange weg worden bewandeld om te komen tot schoolstichting. Vermoed mag worden dat slechts weinig ouders in deze tijd zo'n lange adem hebben.
Vraag3
Biedt de voorgestelde wetswijziging voldoende waarborgen om te zorgen dat nieuwe scholen van goede kwaliteit zijn?
Het stichten van scholen heeft een bedrijfsrisico. dat valt niet te voorkomen. Door goede begeleiding vanuit een ontwikkelperspectief en toetsing van de deugdelijkheid kan dat risico zoveel mogelijk worden beperkt.
Vraag4
Komt het wetsvoorstel voldoende tegemoet aan de situatie in zowel gebieden met leerlingengroei als met leerlingendaling
Het wetsvoorstel kan functioneren in een gebied met leerlingengroei. Die groei is veelal afwezig. Onderwijs is vooral een verdringingsmarkt in de slag om de leerling. In gebieden met leerlingendalingen zal het wetsvoorstel geen enkel effect hebben. Voor met name het (voortgezet) onderwijs betekent dit wetsvoorstel eerder een verschraling van de mogelijkheden om goed onderwijs te realiseren. Voor het primair onderwijs speelt ook de omvang van de te realiseren school dan stichters snel parten. De effecten van een herverdeling vragen meer onderzoek. Het wetsvoorstel beoogt verruiming van het aanbod, maar zal eerder leiden tot verschraling. Het ware gewenst om nieuwe initiatiefnemers te verplichten om eerst met bestaande schollen te overleggen over de invoering van een nieuwe concepten.
Vraag5
Zijn er nog overige opmerkingen die u wilt meegeven
Dit wetsvoorstel is een essentiële verandering van het onderwijsstelsel, omdat het bestaande richtingbegrip wordt losgelaten. dat verdient, zowel onderwijsrechtelijk, als qua visie op bekostiging en op de stichting- en opheffingsnormen een integrale aanpak. Het wetsvoorstel is te zeer een los voorstel zonder de integrale consequenties af te wegen. In dit verband wijzen we ook op de consequenties ten aanzien van huisvesting. Daarnaast is de laatste school van de richting van belang. Het afschaffen van het begrip richting heeft grote gevolgen voor bestaande scholen. Die scholen kunnen nu als gezonde scholen bestaan, hoewel zij onder de gemeentelijke opheffingsnorm kunnen verkeren. Het wetsvoorstel biedt ruimte door een overgangstermijn, maar deze is zeer beperkt. Ook hier is een beter oplossingsrichting denkbaar. In elk geval zou voor bestaande scholen de afschaffing van dat begrip niet los moeten worden gezien van de invoering van een nieuwe bekostiging en nieuwe opheffingsnormen. Het LVGS stelt voor om dit te koppelen in plaats van te werken met een overgangstermijn van tien jaar, waarbij al veel eerder aan ouders moet worden gemeld dat het onzeker is of een kind gedurende de hele schooltijd onderwijs kan blijven volgen.