Meer ruimte voor nieuwe scholen

Reactie

Naam PO-Raad (G. van Midden)
Plaats Utrecht
Datum 27 februari 2016

Vraag1

Denkt u dat de voorgenomen wijzigingen voldoende ruimte bieden om die scholen op te richten waar ouders en leerlingen behoefte aan hebben?
Het bieden van ruimte voor nieuwe scholen past bij de vrijheid van onderwijs. Dat die ruimte wordt geboden door het schrappen van het richtingenbegrip, is begrijpelijk.
Dit heeft echter grote impact op het gehele stelsel van stichting en instandhouding van scholen en met name op de doelmatigheid van de inzet van middelen. De PO-Raad heeft van meet af aan aangegeven dat de modernisering van de bekostiging een voorwaarde is voor de verruiming van de stichtingsmogelijkheden.
. De Staatssecretaris heeft er voor gekozen Ruimte voor nieuwe scholen fasegewijs te realiseren. Dat betekent dat het gevaar bestaat dat telkens (kleine) stappen worden gezet in een mogelijk onomkeerbaar proces, zonder het eindbeeld helder uitgekristalliseerd te hebben. Dat is niet wenselijk. Een helder eindbeeld van de samenhang tussen bekostiging, huisvesting, stichting en instandhouding en de gevolgen van de leerlingdaling is onmisbaar.

Wij onderschrijven het stellen van deugdelijkheidseisen. Ook bij nieuwe scholen is kwalitatief goed onderwijs een vereiste.

Vraag2

Denkt u dat initiatiefnemers met de keuze tussen marktonderzoek en ouderverklaringen goed de belangstelling voor hun school kunnen aantonen?
Dat betwijfelen we. Een ouderverklaring is iets anders dan een inschrijving. Ouders hebben altijd de mogelijkheid alsnog een andere keuze te maken. De vraag is of marktonderzoeken tot valide uitkomsten leiden. Ook hier kunnen ouders een andere mening geven dan de werkelijke schoolkeuze voor hun kinderen. Het blijkt dat ouders vaak de keuze van een school laten afhangen van andere factoren.
Ook bij de huidige prognoses is het vaak moeilijk een reëel beeld te geven van het toekomstig te verwachten aantal leerlingen. Niet voor niets blijkt een groot deel van de nieuwe scholen het uiteindelijk toch niet te redden binnen 5 jaar.

Vraag3

Biedt de voorgestelde wetswijziging voldoende waarborgen om te zorgen dat nieuwe scholen van goede kwaliteit zijn?
Of de invoering van de zogenaamde deugdelijkheidseisen voldoende waarborg bieden zal moet worden afgewacht. Wel geeft het – meer dan nu – een beter beeld van de kwaliteit die men wil gaan bieden op de nieuwe school. De werkelijke kwaliteit kan pas worden gemeten wanneer de school enige tijd functioneert.

Vraag4

Komt het wetsvoorstel voldoende tegemoet aan de situatie in zowel gebieden met leerlingengroei als met leerlingendaling
Dat is zeer de vraag, waar het gebieden met leerlingendaling betreft. Er blijft spanning tussen het gegeven dat er nieuwe scholen kunnen worden gesticht in een gebied waar het aantal leerlingen afneemt, en scholen moeten worden gesloten. Het wetsvoorstel biedt geen waarborgen tegen knellende situaties in krimpgebieden. Het stichten van een nieuwe school in een dergelijk gebied kan leiden tot het sluiten van een school op een andere plaats. Dat zal gebeuren indien leerlingen overstappen van een bestaande school naar een nieuwe school, waardoor het gemiddeld aantal leerlingen van dat bestuur daalt en een school in een andere gemeente (in stand gehouden door de gemiddelde schoolgrootte) moet sluiten. Dit is ongewenst: het leidt ondoelmatig gebruik van overheidsmiddelen. De PO-Raad geeft in overweging om een doelmatigheidstoets in te voeren, zoals dat in andere onderwijssectoren ook gebruikelijk is. De sector is gebaat bij een divers, toegankelijk en bereikbaar onderwijsaanbod – en niet met een (verdere) versplintering van het onderwijsaanbod.

Vraag5

Zijn er nog overige opmerkingen die u wilt meegeven
Het wetsvoorstel gaat ervan uit dat de laatste school van richting wordt geschrapt, met een overgangstermijn van 10 jaar. Als de bekostiging niet is vereenvoudigd, is het onwenselijk dit nu reeds te schrappen. Niet voor niets is staat deze bepaling in de wet om het onderwijs van kleine denominaties bereikbaar te houden. Zonder het vereenvoudigen van de bekostiging zal dit leiden tot een mindere bereikbaarheid van deze scholen en een afname van de diversiteit in het aanbod. De vraag naar leerlingenvervoer zal toenemen. De PO-Raad is voorstander deze aanpassing mee te nemen bij de vereenvoudiging van de bekostiging.
Doelstelling van het wetsvoorstel is innovatie bevorderen. Er zijn andere – wellicht efficiëntere – wegen zijn om dat te bevorderen. De bestaande scholen zetten allemaal stappen in het werken met ict in de klas, elk op hun eigen manier. Het wekt ten onrechte de suggestie dat bestaande scholen niet in staat of bereid zijn te innoveren. Daarmee wordt de sector tekort gedaan.
De rol van de inspectie wordt aan de voorkant verzwaard. Een kwalitatieve weging “aan de voorkant” is een goede gedachte. Hierin schuilt wel het gevaar dat de scheidslijn tussen de vrijheid van onderwijs en het stellen van kwaliteitseisen wordt overschreden. De te stellen eisen kunnen niet anders zijn dan het (marginaal) beantwoording van de vraag of redelijkerwijs verwacht kan worden dat de nieuwe school kwalitatief goed onderwijs zal aanbieden. We dat conflicten tussen bestuur en inspectie vaak betrekking hebben op de interpretatie van de deugdelijkheidseisen. Die zijn niet éénduidig en kennen niet altijd een heldere norm. Borging is belangrijk.
Het is de vraag of het de rol van de Inspectie is om de kwaliteit van het onderwijs bij voorbaat te toetsen. Gekoppeld aan een deugdelijkheidstoets zou een onafhankelijke commissie een oordeel kunnen vellen over de kwaliteit van de plannen voor een nieuwe school.
Onvoldoende is de afstemming met de bestaande scholen en besturen.
In de MvT staat par. 6.3: “Het is aan te bevelen vroegtijdig contact te hebben met schoolbesturen in de regio”. Voorts moet “gemeld” worden dat men voornemens is een nieuwe school te starten. Dit ter bevordering van de dialoog met bestaande besturen en gemeenten. Dit is te soft en onvoldoende. Samen met de VO-Raad bereiden we hiertoe een voorstel voor.