Meer ruimte voor nieuwe scholen
Reactie
Naam
|
Drs RC M Bogaard
|
Plaats
|
IJsselstein
|
Datum
|
29 januari 2016
|
Vraag1
Denkt u dat de voorgenomen wijzigingen voldoende ruimte bieden om die scholen op te richten waar ouders en leerlingen behoefte aan hebben?
Ja, maar wel ten koste van scholen die nu gebruik maken van de uitzonderingsregel dat zij als laatste school van een bepaalde richting binnen een straal van 5 kilometer bij tenminste 50 leerlingen mogen blijven bestaan
Vraag2
Denkt u dat initiatiefnemers met de keuze tussen marktonderzoek en ouderverklaringen goed de belangstelling voor hun school kunnen aantonen?
Ik vermoed van wel
Vraag3
Biedt de voorgestelde wetswijziging voldoende waarborgen om te zorgen dat nieuwe scholen van goede kwaliteit zijn?
Daar ben ik niet zeker van.
Vraag4
Komt het wetsvoorstel voldoende tegemoet aan de situatie in zowel gebieden met leerlingengroei als met leerlingendaling
Nee, zie verder onder vraag 5!
Vraag5
Zijn er nog overige opmerkingen die u wilt meegeven
Op dit moment kennen we een belangrijke scheiding tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Binnen het bijzonder onderwijs kennen we een aantal levensbeschouwelijke richtingen zoals katholiek, protestants, islamitisch en reformatorisch. Bij een aanvraag voor een nieuw te stichten school voor bijzonder onderwijs moet de minister eerst toetsen of de school tot één van de erkende richtingen behoort en dan bepalen of er ruimte is voor een nieuwe school. Een en ander in verankerd in artikel 23 van de grondwet en is uiterst waardevol. Begrijpelijk is dat de Minister daarbij problemen ervaart die hij op wil lossen. Hij vindt de oplossing door het schrappen van het toetsen van de richting van de school in de wet en heeft dit vastgelegd in een wetsvoorstel ‘Meer ruimte voor nieuwe scholen’. Daartegen heb ik fundamenteel bezwaar en niet tegen het ruimte scheppen voor stichten van nieuwe scholen.
De gekozen oplossingsrichting heeft namelijk consequenties voor 4 van de tot onze schoolvereniging behorende scholen, namelijk de Joh. Calvijnschool in Amersfoort, de Akker in Amstelveen, de Daniëlschool in Soest en de Eben-Haëzerschool in Utrecht (waar twee van onze kinderen school zitten).
In de huidige wet is er een aantal condities vastgesteld, waaronder deze, dat een school van een richting af mag wijken van een aantal bepalingen in de wet. De belangrijkste daarvan is, dat een laatste school van een richting in een straal van 5 kilometer bestaansrecht behoudt, zolang er meer dan 50 leerlingen zijn. Dat is dan een afwijking van de plaatselijk geldende instandhoudingsnorm. De vier hierboven genoemde scholen maken van deze regeling gebruik. Als de richting geen criterium meer is bij de bekostiging van een school, is er ook geen laatste school van een richting meer en vervalt deze uitzonderingspositie. En dat betekent op termijn sluiting van deze scholen, hetgeen onaanvaardbaar is. Ik verzoek u daarom deze bepaling weer op te nemen en tegelijk een creatieve oplossing te zoeken voor het kunnen oprichten van nieuwe scholen.