Wijziging van artikel 653 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de modernisering van het concurrentiebeding

Reactie

Vraag1

Mijn mening is dat de voorgestelde wijzigingen niet de markt dienen en dus niet als zodanig moeten worden ingevoerd. De voorgestelde modernisering is een beperking van de contractsvrijheid die partijen hebben en contractsbepalingen zouden onderdeel van de onderhandelingen tussen werkgever en werknemer moeten zijn.
Nog afgezien van het feit dat er een groot tekort aan personeel is in diverse bedrijfstakken, een eerlijke en transparante overgang naar een nieuwe werkgever is naar mijn mening onlosmakelijk verbonden met beperkingen. Beperkingen om te voorkomen dat men elkaars personeel wegkaapt of dat met het aannemen van een werknemer bedrijfsgeheimen mee worden genomen die van voordeel (kunnen) zijn voor de nieuwe werkgever. Laten we beginnen met het voordeel van reeds opgedane ervaring(en) en opleiding(en) die men bij de vorige werkgever heeft opgedaan. De nieuwe werkgever hoeft hierin geen tijd en moeite, lees: geld, meer te steken of kan daar ander voordeel uit behalen zoals modernisering/verandering van bedrijfsprocessen. Ook de schaarste aan bekwaam personeel wordt hierdoor nijpender want de kans dat je personeel kunt overnemen zonder beperkingen is dan wel erg groot. Zo zijn er meer redenen aan te voeren om de bestaande beperkingen te behouden dan wel minder ver te laten gaan zoals in het voorstel wordt gesteld. Wel ben ik van mening dat, als je erg veel beperkingen opwerpt, hier een compensatie tegenover dient te staan. Indien de voorgestelde modernisering in ongewijzigde vorm wordt ingevoerd zou de benadeelde werkgever ook een recht moeten hebben op een compensatie. Deze zou dan voor rekening van de werknemer of nieuwe werkgever zijn. Kortom, het moderniseringsvoorstel in deze vorm gaat te ver en is niet in het belang van de markt.