Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie

Reactie

Naam Chemelot (B Koopmans)
Plaats Geleen
Datum 11 december 2024

Vraag1

1. Bent u van plan voor deze regeling een aanvraag in te dienen? Kunt u een korte beschrijving van uw project en de omvang van de onderneming geven?
Stichting Chemelot als clusterorganisatie niet, bedrijven op Chemelot mogelijk wel.

Chemelot is een sterk geïntegreerde chemische site, met 19 zelfstandige productiebedrijven en 60 fabrieken. Die zetten ammoniak, etheen en propeen om in diverse essentiële kunststoffen, kunstmest en chemicaliën, die van strategisch belang zijn voor Nederland en Europa. Die integratie uit zich verder door één geïntegreerd energiesysteem, één centrale waterzuiveringsinstallatie, één centrale milieuvergunning. Verder is Chemelot het enige industriële cluster waar alle activiteiten plaatsvinden binnen één hek. Binnen dat hek is Chemelot zelfvoorzienend op het gebied van infrastructuur, zoals wegen, kabels, leidingen, verlichting, kolommenbanen, riolen, waterzuivering, spoorlijnen, railterminal en haven, maar ook met een eigen beveiliging en brandweer. Tot slot is er door de aanwezigheid van de Brightlands Chemelot Campus een unieke samenwerking en samenhang tussen onderwijs, onderzoek en ontwikkeling en industriële activiteit.
Chemelot is koploper op het gebied van verduurzaming en heeft plannen klaar liggen om de eerste volledig circulaire en klimaat neutrale chemische site van Europa te worden. Op 4 maart 2024 is de strategie gepresenteerd voor de ontwikkeling van de site: “Chemelot circulair, de routekaart” (zie https://tinyurl.com/3t9ceasw )
De Chemelot-pijplijn van bedrijfsontwikkeling bestaat uit projecten voor nieuwe fabrieken op industriepark Chemelot die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de Chemelot strategie 2050. Deze is goed gevuld: op 1 juli 2024 bevatte de pijplijn in totaal 113 projecten met een gezamenlijke CAPEX van 9,9 miljard euro en 2700 nieuwe banen. De komende jaren zouden diverse projecten (van o.a. Sabic Plastic Energy Advanced Recycling, Syclus, RWE Furec en Uniper.) gerealiseerd kunnen worden die een gezamenlijk CAPEX- investeringsvolume van meer dan twee miljard euro en driehonderd nieuwe banen representeren (zie https://tinyurl.com/cb5dfsyb) .

Vraag2

2. Ziet u in de regeling belemmeringen die u weerhouden om een subsidieaanvraag in te dienen?

U kunt in uw toelichting bijvoorbeeld ingaan op:
- past uw project bij de NIKI thema’s?
- sluit de NIKI regeling aan bij uw subsidiebehoefte?
- ziet u knelpunten voor de financiering van uw project?
- zijn de genoemde termijnen voor de finale investeringsbeslissing, start van de investeringsfase en start exploitatie haalbaar voor uw project?
- denkt u in staat te zijn de NIKI rekenmethode voor uw project toe te passen?
- waarom denkt u dat de methode om de disconteringsvoet (WACC) voor uw onderneming te berekenen tot een waarde leidt die acceptabel is in de berekening van de subsidiebehoefte voor uw project?
- ziet u problemen in de samenwerking met andere partijen die u voor uitvoering van uw project nodig hebt?
Chemelot ziet in NIKI opportuniteiten voor de eerder aangehaalde en andere projecten in de pijplijn, aanvullend op de bestaande nationale regelingen SDE++ en VEKI, en het Europese Innovatiefonds. Het kan ook niet los gezien worden van de maatwerkafspraken met 4 Chemelot-bedrijven en de clusteraanpak. Vanuit het perspectief van Chemelot is het van belang dat bij de beoordeling van de projecten niet enkel gekeken wordt naar CO2eq -emissiereductie binnen één bedrijf maar ook naar de samenwerking en impact op het gehele cluster. Maar met generieke en maatwerksubsidies voor de implementatie van nieuwe technologieën die bijdragen aan CO2eq- emissiereductie alleen komen we er niet: investeringen in infrastructuur, zoals pijpleidingen (Delta Rhine Corridor) en energievoorziening (380kV) zijn absoluut noodzakelijk om de transitie naar duurzame grondstoffen en energiebronnen mogelijk te maken.

Chemelot kan zich vinden in de aandachtspunten geuit door het PBL in haar reflectie op NIKI (zie https://tinyurl.com/8yytwyny) Hierin stelt het PBL o.a. dat de schaalgrootte van de projecten die met de NIKI kunnen worden gefaciliteerd niet aansluit op de omvang van investeringen die nodig zijn bij de omschakeling naar nulemissie, ook omdat het openstellingsbudget mogelijk over meerdere projecten verdeeld zal worden. Met subsidie resteert in principe nog een onrendabele top. PBL acht het aannemelijk dat vanwege het vaak meer innovatieve en unieke karakter van de projecten de gemiddelde onrendabele top hoger zal liggen dan bij de SDE++. Dit maakt investeringen daarmee nog niet aantrekkelijk vanuit bedrijfseconomisch perspectief.
Daarmee samenhangend, moeten we er ons ook van bewust zijn dat ondanks de voorziene projectlooptijd van 14 jaar termijnen voor investeringsbeslissingen en exploitatiestart krap kunnen zijn voor grotere geïntegreerde projecten.

Het Nederlandse industriële concurrentievermogen moet worden hersteld door nationale koppen op Europees beleid weg te nemen. De Nederlandse CO2-heffing is zo’n nationale kop, boven op het EU ETS, die de concurrentiepositie van bedrijven schaadt door hogere kosten ten opzichte van omringende landen zoals Duitsland en België. Dit verslechtert de Nederlandse concurrentiepositie en beperkt de mogelijkheden voor investeringen in verduurzaming. Wij pleiten daarom om de nationale kop, de CO2-heffing, aan te passen, om verduurzaming van industrie mogelijk te maken in een gunstig industrieel klimaat.

Vraag3

3. Is het voor u duidelijk waar u aan moet voldoen voor het indienen van een subsidieaanvraag?

U kunt in uw toelichting bijvoorbeeld ingaan op:
- de voorwaarden van de regeling
- de NIKI CO2-emissiereductie rekenmethode
- de rekenmethode voor de NIKI-subsidieberekening
Het kan zinvol zijn nog te specifiëren of en met welke Europese regelingen NIKI wel kan gecombineerd worden, wat van belang is voor de financieringsstrategie van bedrijven. In de concept-regeling (3.3.8) staat enkel dat de NIKI-subsidie niet kan gecombineerd worden met andere nationale subsidieregelingen.
Ook stelt zich de vraag of projecten die wegens overtekening geen aanspraak konden maken uit middelen van het Europese Innovatiefonds, resp. het STEP-label verkregen hebben, geprioriteerd zullen worden.

Samenwerking binnen geïntegreerde clusters zoals Chemelot zou als plus moeten gelden, maar wordt niet expliciet genoemd. De klimaatplannen van de bedrijven passen in de Chemelot strategie 2050, zoals gepresenteerd in “Chemelot circulair, de routekaart” (zie https://www.chemelot.nl/IManager/MediaLink/915/77559/43367/2435909/)

Vraag4

4. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) stelt een lijst met emissiefactoren voor specifieke referentieproducten samen om de CO2 berekening eenvoudiger te maken. Zijn er referentieproducten die u op deze lijst zou willen terugzien?
Van belang is dat de lijst representatief is voor de chemische industrie, zonder daarin exhaustief te zijn. Finaal is het aan de bedrijven zelf dit te onderbouwen.

Vraag5

5. In hoeverre vindt u de voorgestelde regeling aantrekkelijk en overweegt u om in 2024, of mogelijk in een latere periode, een project in te dienen onder deze regeling?
De regeling biedt voor de bedrijven binnen een geïntegreerd industriecluster als Chemelot kansen om de transformatie naar de eerste volledige circulaire en klimaatneutrale site te ondersteunen (zie antwoorden op vragen 1 en 2). Vanuit Chemelot promoten we site-users en leads in te zetten op NIKI.
Chemelot kan de bedrijven stimuleren. Maatwerkafspraken op clusterniveau kunnen als bijkomende hefboom dienen, in de zin dat ze investeerders vertrouwen kunnen geven. Om de transformatie mogelijk te maken en te versnellen zullen ook substantieel meer middelen moeten worden uitgetrokken, in combinatie met andere financiële instrumenten en privaat kapitaal. Snelle aanleg van basisinfrastructuur zoals de Delta Rhine Corridor en 380kV is van cruciaal belang voor het succes van de projecten en verduurzaming van industrie.

Vraag6

6. Wat is voor u een realistische termijn van aankondiging van de subsidieregeling, en van daadwerkelijke termijn tussen de publicatie/openstelling van de regeling, en sluiting daarvan?
Voor de eerste openstelling zou dit best 9 maanden bedragen (met 6 maanden als uiterste minimum), zodat bedrijven zich grondig kunnen voorbereiden.

Het verdient aanbeveling de regeling elk jaar op hetzelfde moment open te stellen en eventuele wijzigingen min. 6 maanden voordien aan te kondigen (denk bijvoorbeeld nadere specificaties in het type investeringsprojecten dat in aanmerking komt). Een jaarlijkse openstelling op vaste momenten biedt bedrijven betere voorspelbaarheid.

Vraag7

7. Ziet u de regeldruk binnen de NIKI als een belemmering om een aanvraag in te dienen? Zo ja, wat zijn volgens u de grootste belemmeringen binnen de NIKI en kunt u aangeven of dit gerelateerd is aan de omvang van uw onderneming?

U kunt in uw toelichting bijvoorbeeld ingaan op:
- De verplichtingen van de aanvrager bij aanvraag
- De verplichtingen van de aanvrager gedurende de subsidieperiode
- De handleiding rekenmethode
- De CO2-emissiereductie methode
- Het klimaatplan, inclusief de onderliggende onderbouwing voor de vaststelling van het aantal dispensatierechten.
Elke regeling gaat gepaard met regeldruk, en die wordt vaak versterkt doordat de regelingen onderling verschillen. Vanuit die optiek is het interessant als dit niet alleen qua type projecten en looptijd maar vooral ook qua verplichtingen en rekenmethodes vergelijkbaar zou zijn met een aanvraag voor het Europese Innovatiefonds (IF). Tussen NIKI en het IF kan een wisselwerking ontstaan, in de zin dat een NIKI-project kan dienen als voorbereiding of opstap naar het IF, en omgekeerd veelbelovende IF-projecten die geen funding konden krijgen van het IF in NIKI een alternatief (en mogelijk een fast track) kunnen vinden (zie antwoord op vraag 3).

De tussentijdse evaluatie biedt de mogelijkheid bij te sturen en we zouden het toejuichen als dit samen met de betrokken bedrijven en in clusterverband georganiseerd wordt.