Aanvullingswet bodem (Omgevingswet)
Reactie
Naam
|
LievenseCSO (mr C.L. Brunell)
|
Plaats
|
Deventer
|
Datum
|
15 april 2016
|
Vraag1
Heeft u opmerkingen op de aanvullingswet bodem?
In artikel 3.1 (Overgangsrecht) staat onder a dat de regels van de Wbb blijven gelden voor saneringen waar voor in werking treding van de Omgevingswet een beschikking op grond van artikel 29 (ernst) en artikel 37 (spoed) is genomen.
Een beschikking op grond van artikel 37 impliceert dat beschikt kan zijn dat de verontreiniging spoed of geen spoed is. Dit betekent dus dat de regels van de Wbb altijd van toepassing zijn als er een beschikking op ernst en spoed is genomen, ongeacht de uitkomst, dus ook als het niet spoed is.
Ik lees in de MvT dat dit niet de bedoeling is. De bedoeling is dat de regels van de Wet bodembescherming alleen van toepassing zijn als beschikt is dat de verontreiniging spoed is.
Ik zou sub a als volgt verwoorden:
a. Saneringen waarvoor voor dat tijdstip besluiten gebaseerd op zowel artikel 29 als artikel 37 van de Wet bodembescherming zijn genomen en waarbij is vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging en dat spoedige sanering noodzakelijk is;