Consultatie conceptprogramma ondernemerschap culturele sector

Reactie

Naam Strategie en Bedrijfsontwikkeling Kunst en Cultuur (de heer H.O. van den Berg)
Plaats Amsterdam
Datum 16 april 2012

Vraag1

A) Communicatie Geven aan Cultuur

1. Wat zijn volgens u belangrijke momenten waarop culturele instellingen hun publiek (individueel of collectief) voor het verkrijgen van giften kunnen bereiken?
2. Kent u goede voorbeelden van culturele instellingen of individuele creatieve makers die succesvol zijn geweest in het verkrijgen van giften?
1. aansluitend op de momenten dat zij hun publiek bereiken, dus
a. bij het toesturen van programmainformatie (jaarlijks programma, flyers, posters);
b. als ze als bezoeker binnen zijn;
2. ja
a. concertgebouw (o.a. aandelen emissie)
b. Nederlandse Bachvereniging (vooral bedrijven)
c. sellaband (voorbeeld van crowdfunding) en het daarop gebaseerde allesvoordekunst van het Amsterdams Fonds voor de Kunsten.

Vraag2

B) Mecenaatmakelaar

1. Welke expertise (uit de culturele en private sector) moeten vertegenwoordigd zijn in de raad om een gedegen toewijzing mogelijk te kunnen maken?
2. Aan welke voorwaarden moeten individuele creatieve makers en kleine culturele instellingen voldoen om gebruik te kunnen maken van de faciliteiten van de mecenaatmakelaar?
1. Succesvolle ontvangers en gevers (zie vraag 1) vooral experts uit aanpalende succesvolle fondsverzamelende partijen: Oxfam, Kankerbestrijding, politieke partijen e.d.
2. Toets op volhouden en systematisch willen werken:
a. bereidheid tot langdurige inzet op werving
b. bereidheid tot systemische aanpak van werving

[Opmerking: er bestaat onduidelijkheid in vraagstelling omdat onvoldoende duidelijk ondersdheid wordt gemaakt tussen:
a. geven door particulieren tijdens leven
b. geven door particulieren bij overlijden
c. geven door bedrijven zonder tegenprestatie
d. geven door bederijven met geringe tegenprestatie (sponsoring).
Deze verschillen hebben (aanzienlijke) gevolgen voor de functie van de makelaar en de inzet van de ontvangende partijen.]

Vraag3

C) Onderzoeksprogramma naar de fiscale aspecten van cultuurmecenaat

Ontbreken er volgens u nog kennisvragen voor het onderzoeksprogramma? Zo ja, waar denkt u dan aan?
Ja, er ontbreken er drie:
1. Hoe staan kunst en cultuur in de geefmarkt naast/tegenover ziek en zwak enerzijds en sport anderzijds? Welke motieven hebben mensen voor het één boven het ander?
2. Wat is samenhang tussen de geefmakrt en stand van de economie (vermindert de geefbereidheid sterk bij slechtere economische omstandigheden?
3. Wat is de samenhang tussen de geefmarkt en het beleid van de overheid? Hoe verhoudt de geefbereidheid van individuen en bedrijven zich tot het overheidsbeleid op het betreffende gebied ? Voorbeeld: gezondheidszorg en ontwikkelingssamenwerking: wat maakt dat mensen ondanks een sterke overheidsverantwoordelijkheid op die terreinen toch bereid zijn zelf ook flink in de buidel te tasten?)

Vraag4

D) Versterking van ondernemerschap bij individuele creatieve makers en kleine instellingen

1. Welke competenties en thema’s zijn volgens u het belangrijkst voor het versterken van het ondernemerschap bij kleine culturele instellingen en individuele kunstenaars/creatieve makers?
2. Welke onderwerpen moeten volgens u bij het aanbod van een programma in 2013 en 2014 centraal staan?
1.
a. Het verminderen van de heiligheid van het kunstenaarschap. Kunstenaarschap is een 'gewone' competentie en beroepskeuze en moet zich net als andere gewone compententies en beroepskeuzes waar maken op de markt. Het 'gewoon' maken van het kunstenaarschap.
b. creativiteit op het gebied van de kunst kan worden ingezet op creatief ondernemerschap.
c. duur en systematiek (zie antwoord op vraag 2.2.)

2. het programma moet inzetten op versterking van het ondernemerschap op 3 niveau's':
a. in het verlengde van het kunstenaarsschap: haal meer geld uit je kunst
b. in aanvulling op het kunstenaarsschap: ontwikkel inkomsten naast je kunstenaarsschap
c. in plaats van het kunstenaarsschap: stop ermee en ga iets anders doen.
Gedurende de cursus/training moeten deelnemers zich van deze variatie bewust worden. Zie ook mijn eerdere opmerking over ontheiliging van het vak.

[opmerking: dit onderwerp is in document erg losgetrokken van de functie van de mecenaatmakelaar. Mij lijkt dat er een grote samenhang tussen beiden is; allebe bieden traiing en cursussen aan zelfstandige kunstenaars en kleine instellingen.]

Vraag5

E) Leiderschapsprogramma Cultuursector

1. Wat zijn volgens u de belangrijkste competenties en/of thema’s waar het leiderschapsprogramma zich op moet richten?
2. Heeft u opvattingen over de inrichting van het programma?
3. Zijn er naast het ‘voorbeeldfunctie’-principe nog andere methoden om vanuit een netwerkperspectief het leiderschap duurzaam te versterken? Zo ja, waaraan denkt u dan?
1. Ja, en wel:
a. verbinding zakelijk - artistiek. Bij teveel kunstinstellingen worden artistieke en zakelijke motieven en inspanningen tegenover elkaar geplaatst. Het is de kunst om de zakelijkheid in het directe verlengde van de kunst of als aanvulling daarop te definiëren. In het verlengde: verdien meer geld met je kunst (is hetzelfde als bij individu en kleine instelling). Als aanvulling: zet je capaciteiten als gebouw/instelling ook zakelijk in, los van je kunstzinnige functie).
b. integratie van productie/programmering en marketing. In vervolg op punt a. bestaat er bij veel instellingen een haat-liefde verhouding tussen productie/programmering enerzijds en marketing anderzijds. Er is meer wederzijdse versterking mogelijk.

2. Ja, en wel:
a. doelgroep is de second man/woman in de organisaties, deze klaar stomen als opvolger van de grijze golf die binnen enkele jaren gaat verdwijnen.
b. persoonsgerichte intake en aansluitend maatwerk van programma;
c. beperkte duur van de training per jaar, anders tekent niemand in, bijvoorbeeld: 10 zaterdagen en twee weekeinden;
d. vier jaar is wel erg lang. Anderhalf jaar moet voldoende zijn, kan het programma ook meer aan;
e. samenstelling van de groep (max 18) moet divers zijn om ook veel van elkaar op te steken, maar niet te verschillend (zie theorie van de exotische afstand).
f. deelnemers moeten behoorlijk bedrag zelf meebetalen in geld en tijd (dus niet gratis beschikbaar stellen).
g.lessen/trainingen op (zeer) hoog niveau, door zowel mensen uit de kunst (ook buitenland, ihb Engeland en VS) als uit bedrijfsleven.
h. praktische trainingen door de organisatie van stages / opdrachten bij kunstbedrijven ('leerbedrijven')

3. Ja
Een trainingsprogramma dat de vorm heeft van een Stage/ Leeropdracht van '2e' mensen bij '1e' mensen uit de Kunsten, door bijvoorbeeld een serie van drie 3-maandelijkse stages als Personal Assistant van een directeur van een (aanpalende) instelling met hoogwaardige training op zaterdagen en weekends.

Vraag6

Heeft u nog overige opmerkingen en/of suggesties voor de in de notitie beschreven acties?
Het is erg jammer dat u geen commentaar vraagt op de andere onderelen van het programma, zoals de afstemming met het kunstvakonderwijs 'focus op toptalent en het onderdeel onderzoek en monitoring.
Wat het kunstvakonderwijs betreft: daar zal op een veel drastischer manier dan nu door de sector is voorgesteld in gesneden moeten worden. Anders wordst het progrmama Ondernemerschap Cultuur een vorm van Dweilen met de Kraan Open (vergiffenis voor het cliché). Ik verwijs naar de bijlage voor een nadere onderbouwing ervan.
Wat onderzoek en monitoring betreft valt er wel het één en ander op te merken over de wens/noodzaak dit onderzoek ook te richten op verdringing van culturele activiteiten op en binnen de vrije tijdsmarkt. Een voorbeeldL de podiumkunsten kampen al 2 jaar met sterke vraaguitval, de musea en bioskopen maken daarentegen een sterke groei door. Het verband zou kunenn zijn dat door de hoge prijs van de podiumkunst de bioskoop en het museum als goedkoper cultureel alternatief aan aantrekkingskracht hebben gewonnen....
Zo zijn meer in- en aanvullingen te geven.

Bijlage