Onderzoekskaders 2017

Reactie

Naam Hoornbeeck College (drs. W.A. van der Leeden)
Plaats Amersfoort
Datum 19 februari 2016

Vraag1

Hoe beoordeelt u de wijze waarop de inspectie met dit onderzoekskader het toezicht voor de toekomst wil vormgeven? Wat vindt u sterke en minder sterke punten hierin?
Het Hoornbeeck College waardeert
1. de heldere opbouw
2. de zinvolle inhoud (een adequaat overzicht van essentiële elementen van het onderwijs)
3. het duidelijk herkenbaar weergeven van het onderscheid tussen ‘deugdelijkheidseisen’ en ‘overige aspecten van kwaliteit’.

Aandachtspunten
1. Het verificatieonderzoek vindt risicogericht plaats.
a. Het is wenselijk dat het maximum aantal opleidingen dat wordt onderzocht, wordt vastgelegd in het onderzoekskader.
b. Het is wenselijk dat bovengenoemd maximum aantal opleidingen, wordt afgestemd op de omvang van de instelling en dat dit ook wordt vastgelegd in het onderzoekskader.
2. De mogelijkheid van onderzoeken op verzoek is niet wenselijk. Het adviseren en stimuleren van kwaliteit is waardevol, maar zal altijd binnen de kaders van de toezichthoudende taak van inspectie moeten plaatsvinden. De onderwijsinstellingen kunnen hun eigen onderzoeken organiseren, zoals bijv. interne audits, audits met medewerking van de auditpool Diagonaal of verzorgd door het kwaliteitsnetwerk MBO.
3. Zodra scholen onder hetzelfde bestuur vallen zal het toezicht op deze scholen geïntegreerd plaats vinden. Dat doet volgens het Hoornbeeck College geen recht aan situaties waarin de betreffende scholen als geheel zelfstandige en afzonderlijke scholen functioneren. De onderwijspraktijk is in dit opzicht relevanter dan de bestuurlijke constructie. Zij pleiten daarom voor een beoordeling op sectorniveau en desgewenst alleen met instemming van het bestuur bovensectoraal.

Vraag2

Vindt u de normering zoals weergegeven in hoofdstuk 4 voldoende duidelijk? Vindt u deze rechtvaardig?
Inspectie geeft in het onderzoekskader aan helder onderscheid te maken in:
a. oordelen die voortvloeien uit deugdelijkheidseisen
b. uitspraken die zijn gebaseerd op overige aspecten van kwaliteit.
In het geval dat dit onder de maat is, komt de uitspraak ‘kan beter’.
Wanneer echter wordt gekeken naar de norm voor standaarden met deugdelijkheidseisen, signaleert het Hoornbeeck College een ongewenste vermenging van bovengenoemde oordelen en uitspraken.
Van belang is dan ook een aanpassing van de norm ‘goed’. Deze zou overeenkomstig de wetswijziging moeten luiden ‘De opleiding voldoet op overtuigende wijze aan alle deugdelijkheidseisen bij de standaard en de overige aspecten van kwaliteit.’ Het oordeel ‘goed’ wordt dus gegeven onafhankelijk van de uitspraken inzake de overige aspecten van kwaliteit die geen wettelijke fundering hebben.
Dit heeft consequenties voor de huidige geformuleerde normering voor ‘goed’ waarbij sprake is van overige aspecten van kwaliteit, te weten een deel van ‘structuur en cultuur’.
o Kwaliteitszorg en ambitie
o Norm voor mbo
o Oordeel bestuursniveau, onderdeel ‘kwaliteitszorg en ambitie’

Vraag3

Is helder welke elementen bij het bestuur dan wel op de school (MBO: de opleiding) beoordeeld worden?
Dat is helder.

Vraag4

Is u uit de hoofstukken 5 en 7 duidelijk wat u kunt verwachten als de inspectie een onderzoek verricht bij uw bestuur/op uw school/bij uw opleiding? Is het onderscheid tussen de jaarlijkse monitoring en het vierjaarlijks onderzoek u duidelijk? (Hoofdstuk 5, 6 en 7)
Dat is duidelijk.

Vraag5

Vindt u de specifieke toepassingen van het waarderingskader uit hoofdstuk 11 herkenbaar en juist? Vindt u de normering daarvan duidelijk en rechtvaardig?
Aandachtspunten bij waarderingskader MBO
1. Vervolgsucces (standaard 1.2): het element dat het vervolgsucces ten minste op een bepaald niveau moet zijn vinden we niet terug in de verantwoording van de wettelijke grondslag. Het succes van studenten in hun vervolgopleiding is ook maar gedeeltelijk afhankelijk van en dus beïnvloedbaar door de mbo-instelling.
2. Veiligheid (standaard 4.1): de formulering van de uitwerking suggereert dat ook de aansprakelijkheid voor de fysieke en sociale veiligheid tijdens de beroepspraktijkvorming bij de instelling berust. Deze berust echter bij het bedrijf of de instelling waar stage wordt gelopen. Het is één van de erkenningscriteria dat een leerbedrijf een sociaal veilige omgeving moet bieden. Daarnaast is in het Burgerlijk Wetboek artikel 7:658 bepaald dat de werkgever aansprakelijk is voor eventuele schade die de stagiair lijdt tijdens de stage. De werkgever is daarmee aansprakelijk voor het niet voldoen aan de fysieke en sociale veiligheid, niet de school.
3. Structuur en cultuur van kwaliteitszorg (standaard 5.2): voor de helderheid is het goed deze standaard te splitsen in een onderdeel van governance en een onderdeel over cultuur.
4. Financieel beheer (standaard 6.1): toevoegen aan het gedeelte inzake liquiditeit, solvabiliteit e.d. dat deze worden bezien “mede in het licht van de strategische plannen”.
5. Doelmatigheid (standaard 6.2): de uitwerking van deze standaard bevat een aantal multi-interpretabele begrippen, zoals “de beste manier” en “in een redelijke verhouding”. Het is gewenst om deze standaard meer eenduidig te formuleren.

Vraag6

Heeft u nog opmerkingen over de wijze van rapporteren (8), herstel en verbetering (9) en stelseltoezicht (10)?
Voorkom vermenging in één rapportage van zowel oordelen over deugdelijkheidseisen als uitspraken over de overige aspecten van kwaliteit. Dit omdat alleen het toezicht op de deugdelijkheidseisen bepalend is voor het oordeel. De uitspraken over de overige aspecten dienen als stimulans en niet als oordeel.
Bij vermenging in één rapportage zullen ook de uitspraken over de overige aspecten van kwaliteit een sturende werking hebben en worden ervaren als en dus ook functioneren als oordelen. Dit materiële effect past niet bij wat formeel wordt beoogd.
Daarom is het Hoornbeeck College van mening dat er twee rapporten dienen te komen:
- een rapport met de oordelen op basis van de deugdelijkheidseisen dat door de inspectie openbaar wordt gemaakt;
- een rapport met uitspraken over de overige aspecten van kwaliteit.

Bijlage