Wijziging van de Wet kinderopvang ivm ouderparticipatiecreches
Reactie
Naam | Dhr. J. de Boer |
---|---|
Plaats | Utrecht |
Datum | 3 september 2019 |
Vraag1
Het doel van deze consultatie is tweeledig:1. Het informeren van de samenleving over de voorgestelde wetgeving;
2. Het verzamelen van reacties over de inhoud van het wetsvoorstel en de algemene maatregel van bestuur.
Mijn twee kinderen gaan zowel naar een OPC als een regulier kinderdagverblijf (KDV). Ik begrijp dat het oneerlijk overkomt als OPCs vrijstellingen krijgen voor opleidingseisen en het vaste gezichtencriterium. Maar omdat beide eisen, gezien de aard van OPCs, voor deze opvang niet haalbaar zijn, lijkt me dat er twee vragen over blijven: 1) vinden wij de OPC een wenselijke vorm van opvang en 2) willen wij dat de overheid hier toezicht op blijft houden.
1: Ik zie dat mijn kinderen het op beide opvangplekken naar hun zin hebben. Beide plekken hebben kleine voor- en nadelen die ongetwijfeld per OPC en KDV verschillen. Maar waar de OPC vooral een groot voordeel heeft t.o.v. de KDV is hoe deze opvang wordt verweven met het gezinsleven. Het versterkt het zelfvertrouwen van mijn kinderen als ze zien dat ik één dagdeel per week meedraai. Zij kunnen mij vertellen over de andere kindjes en ik weet dan over wie het gaat. Bij de KDV ken ik slechts drie andere kinderen bij naam en geen enkele andere ouder. Alle kinderen kennen alle ouders en alle ouders kennen (elkaar en) alle kinderen. Dus om de eerste vraag te beantwoorden: wat mij betreft is de OPC een zeer wenselijke aanvulling op het aanbod van de reguliere opvang.
2: Zou de overheid toezicht op OPCs moeten houden om veilige en kwalitatief goede opvang te waarborgen? Het is veel lastiger te verantwoorden dat de overheid meekijkt en meebeslist als er geen kinderopvangtoeslag wordt verstrekt. Dus omgekeerd is ook de toeslag gerechtvaardigd als we het belangrijk vinden dat de overheid toezicht houdt. Als participerende ouder van een OPC hecht ik er waarde aan dat een externe toezichthouder onze veiligheidsmaatregelen, pedagogisch beleid et cetera jaarlijks tegen het licht houdt. Dus ook op deze vraag is het antwoord wat mij betreft positief.
Daarmee zijn de twee belangen behandeld die in de toelichting van het wetsvoorstel worden beschreven. Naar mijn mening is het dus gerechtvaardigd dat deze uitzonderingen gemaakt worden voor OPCs. Tot slot: Een aanloopperiode van twee jaar waarbij de overheid extra kritisch meekijkt vind ik helemaal geen slecht idee. Maar kritisch meekijken moet deze jonge OPC niet dermate in de weg gaan zitten dat zij al tijdens de oprichtingsfase ten onder gaat. Als we het erover eens zijn dat de OPC een wenselijke vorm van opvang is, dan verdient de OPC-in-opriching dus naast de kritische blik ook de normale steun waar een oudere OPC op kan rekenen: de kinderopvangtoeslag.