Wet overgang van onderneming in faillissement
Reactie
Naam
|
HVG Law LLP (mr JAH Padberg)
|
Plaats
|
Amsterdam
|
Datum
|
11 juli 2019
|
Vraag1
Wilt u reageren op het voorontwerp voor de Wet en/of de bijbehorende ministeriële regeling, dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te downloaden.
Ondergetekende is 25 jaar werkzaam als advocaat/ curator. Gedurende deze periode ben ik betrokken geweest bij tientallen failliete ondernemingen en een groot aantal daarvan zijn in een of andere vorm doorgestart. Daarbij zijn tezamen duizenden arbeidsplaatsen mee behouden gebleven.
De kans op een succesvolle doorstart is in belangrijke mate gebaseerd op de huidige wetgeving, waarbij als uitgangspunt geldt dat bij faillissement niemand van rechtswege mee overgaat naar een verkrijger. Dit maakt het voor een verkrijger interessant om naar een failliete onderneming te kijken. Er zal in 9 van de 10 gevallen altijd een sanering van het personeelsbestand moeten plaatsvinden, en de huidige wetgeving geeft daartoe de ruimte. Dit neemt niet weg dat in de praktijk en op basis van vaste jurisprudentie, de curatoren zich enorm inspannen om een maximaal aantal mensen aan het werk te houden. Ik durf de stelling aan dat veruit de meeste curatoren een iets lagere bieding zullen accepteren ingeval daar meer arbeidsplaatsen mee behouden blijven.
In tegenstelling tot de huidige wetgeving is het uitgangspunt van het Voorontwerp dat bij een doorstart in beginsel alle werknemers van de onderneming mee overgaan naar de verkrijger. Als gevolg van onder andere deze wijziging bestaat bij mij de verwachting dat een doorstart waarbij personeel is betrokken voor de verkrijger aanzienlijk duurder wordt en leidt tot meer onzekerheid over de aanspraken van de werknemers jegens de verkrijger. Ergo, de voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de positie van werknemers in faillissement, maakt de kans op een succesvolle doorstart - zo meen ik - aanzienlijk kleiner, en daarmee het behoudt van arbeidsplaatsen. Daarnaast is de verwachting dat indien wel een doorstart wordt gerealiseerd, deze nieuwe voorgestelde wetgeving van negatieve invloed zal zijn op de prijs (het te generen boedelactief). Waar in het verleden bij een doorstart de verkrijger bereid was een gedeelte van de koopsom als goodwillvergoeding te voldoen, zal bij eenzelfde transactie in de toekomst een aanzienlijk groter deel van de koopsom besteed worden aan kosten met betrekking tot werknemers, zodat de goodwillvergoeding hierdoor (naar verwachting) lager zal zijn. Dit betekent dat er voor crediteuren minder overblijft.
Alles overziend, is mijn mening dat het Voorontwerp een aanzienlijk achteruitgang is voor werknemers en crediteuren.
Jan Padberg
advocaat te Amsterdam en bestuursvoorzitter/managing partner HVG LAW LLP