Pakketwijziging 2023-1 Nationaal Frequentieplan 2014

Reactie

Vraag1

Mijn bezwaar richt zich tegen het toelaten van SRD's in de frequentieband 430 – 436 MHz, waar de amateurdienst primaire status heeft. Ik voorzie zowel ernstige hinder van het frequentiegebruik door radiozendamateurs als risico’s voor de gebruikers van SRD’s.
FM-relaisstations hebben in Nederland hun toegewezen frequentieparen in het segment 430,0125 - 431,9875 MHz. Een relaisstation kan niet uitwijken als er storing op de eigen frequentie wordt ondervonden. De antennes van deze relaisstations zijn hoog opgesteld en hebben dus een groot direct zichtbereik. Een SRD die binnen direct zichtbereik op een ingangsfrequentie van zo’n station uitzendt, zal de ontvangst van zwakke (vaak mobiele) signalen van grotere afstand verstoren. Hetzelfde geldt voor het ontvangen van een relaisstation op grotere afstand. SRD's maken relaisstations sterk verminderd bruikbaar.
Tussen 432,0 – 432,95 MHz vinden regelmatig verbindingen plaats over grote afstanden en worden propagatie-onderzoeken gedaan m.b.v. bakens en digitale technieken. Als een SRD binnen ca. 5 km van de radiozendamateur op de door hem gebruikte frequenties inschakelt, is de lange afstandsverbinding of het waarnemen van bakens voor hem vrijwel onmogelijk.
Bij verbindingen over lange afstand zal de radiozendamateur met een zendvermogen van 400 W P.E.P. in combinatie met een richtantenne een ERP van ca. 16 kW kunnen bereiken. Hij kan daarmee ongewild over een grote afstand de verbinding van een SRD blokkeren. Als de SRD voor een kritische functie wordt ingezet zoals hartbewaking, bestaat er een ernstig risico op het niet of niet tijdig ontvangen van de data die de SRD probeert te verzenden.
Het lijkt mij om bovengenoemde redenen niet verstandig om SRD’s toe te laten op frequenties lager dan 433 MHz.
Tegen publicatie van deze zienswijze heb ik geen bezwaar.

Bijlage