Professionalisering van de jeugdzorg

Reactie

Naam eigen kracht centrale (ajm goorhuis)
Plaats zwolle
Datum 31 augustus 2012

Vraag1

Zoals in het ontwerp van de Memorie van Toelichting (o.a. op pagina 6) is aangegeven, maakt de wet het straks mogelijk jeugdzorgorganisaties te verplichten te werken volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling.

Welke voor- en nadelen ziet u bij de toepassing van de norm van de verantwoorde werktoedeling?

Welke mogelijkheden ziet u om de door u geconstateerde voordelen te versterken en de nadelen te beperken?
Bij de toedeling van werkzaamheden wordt in het wetsontwerp uitsluitend uitgegaan van medewerkers binnen de eigen organisatie (b.v. in de ondersteuning) of andere beroepsbeoefenaren. Er wordt echter in de jeugdzorg meer en meer uitgegaan van de kracht, mogelijkheden en verantwoordelijkheid van ouders zelf en van mensen uit hun eigen familie en netwerk. Ook zij kunnen werkzaamheden op zich nemen. Door deze groep niet te noemen in het wetsontwerp, blijft de belangrijkste bron voor de oplossing buiten beeld. Het zou goed zijn de positie van deze groep mensen te versterken door ze een duidelijke plek in het proces te geven. Niet als object van zorg, maar als hoofd verantwoordelijke en bron van de oplossing. Aanleiding voor dit wetsontwerp zijn incidenten uit het verleden. Het wetsontwerp legt vast welke beroepsbeoefenaren in staat zijn tot het maken van goede professionele inschattingen. Hierbij wordt geheel voorbij gegaan aan de bijdrage die hierin door familie en netwerk gegeven kan worden. Daarmee worden de meest waardevolle inschattingen, gebaseerd op kennis van de familiegeschiedenis en – mogelijkheden, geheel buiten beschouwing gelaten. Uit onderzoek is gebleken dat deze bijdrage geleverd wordt als er om gevraagd wordt en dat deze bijdrage er meestal toe kan leiden dat kinderen veilig in de eigen omgeving kunnen opgroeien, onder toeziend oog van meerdere mensen uit het hele netwerk, in plaats van dat kinderen uit hun eigen omgeving worden weggehaald.

Vraag2

De in het kwaliteitsregister geregistreerde beroepsbeoefenaar zal straks gebonden zijn aan de beroepsethische norm, de jeugdzorgorganisatie aan de eis om verantwoorde zorg te leveren, onder andere door toepassing van de norm van de verantwoorde werktoedeling.

Maakt het ontwerpwetsvoorstel voldoende duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is en tot waar deze verantwoordelijkheden reiken?

Is het duidelijk wie verantwoordelijk is wanneer de norm van de verantwoorde werktoedeling niet goed wordt toegepast of wanneer een geregistreerde beroepsbeoefenaar handelt in strijd met de voor hem geldende beroepsethische normen?
De verantwoordelijkheid van de ouders en diens familie en netwerk komt in het wetsvoorstel niet aan de orde. De verantwoordelijkheden zijn uitsluitend gerelateerd aan die van de beroepsbeoefenaren onderling. Het is daardoor in het wetsvoorstel niet duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is en tot waar deze verantwoordelijkheden reiken, ze zijn immers niet gerelateerd aan de verantwoordelijkheden van de ouders en hun familie en netwerk. Uit onderzoek weten we dat deze groep van mensen hun verantwoordelijkheid nemen, mits zij daartoe in staat worden gesteld. Het wetsvoorstel gaat over investeren in de vakbekwaamheid van de beroepsbeoefenaar. Daar ligt de veronderstelling onder dat hoe vakbekwamer de beroepsbeoefenaar, des te meer kwaliteit de hulp zal hebben en des te minder kans op incidenten. Juist om dat doel van het wetsvoorstel te bereiken zou het voorstel moeten gaan over investeren in het proces tussen beroepsbeoefenaar en cliënt. Of dat proces goed verloopt is maar gedeeltelijk afhankelijk van vakbekwaamheid. Posities in dit proces en de wijze waarop de beroepsbeoefenaar met zijn positie omgaat en ruimte laat voor de cliënt om zelf zijn verantwoordelijkheid te nemen, dat is wat tot kwaliteit en minder incidenten leidt. De verantwoordelijkheid bij de ‘probleemhouder’ laten die samen met mensen uit het eigen netwerk een plan maakt, gesteund door en met medewerking van de beroepsbeoefenaar, leidt tot kwaliteit. Dit organiseert meer hoofden, handen en harten om het kind. Dat leidt tot minder incidenten.

Vraag5

Het ontwerp van de Memorie van Toelichting bevat een onderdeel over het toepassen van de norm van de verantwoorde werktoedeling in het nieuwe jeugdstelsel en verplichtingen die daartoe aan gemeenten worden opgelegd.

Ontbreken er in dat onderdeel aandachtpunten waarmee in het kader van de decentralisatie van de jeugdhulp naar gemeenten rekening moet worden gehouden?
Ja, de ruimte en het recht van burgers om eerst zelf en plan te maken voordat vreemden dat voor hen gaan doen. Zie in dit kader ook het amendement Voordewind c.s. Ook hier gaat het over de positie van de degenen om wie de zorg draait: de ouders en kinderen. Bij de norm voor verantwoorde werktoedeling spelen zij in dit wetsvoorstel geen rol, terwijl de hoofdrol voor hen weggelegd zou moeten zijn.

Vraag7

De betrokkenheid van de overheid bij de professionalisering van de jeugdzorg komt voor een belangrijk deel tot uiting doordat aan het kwaliteitsregister straks eisen worden gesteld bij algemene maatregel van bestuur. De kaders doorvoor zijn opgenomen in het ontwerp (art. 29z, tweede, derde en vierde lid).

Bent u van oordeel dat de in het ontwerp gestelde kaders voldoende zijn om te kunnen waarborgen dat de geregistreerde beroepsbeoefenaren nu en in de toekomst voldoende vakbekwaam en integer zijn om hun taken in de jeugdzorg uit te kunnen oefenen?

Welke voorwaarden zijn naar uw oordeel essentieel?

Is het in artikel 29z gestelde kader toereikend of wellicht te ruim?

Welke elementen ontbreken in het kader of kunnen volgens u worden gemist?
Het wetsontwerp is bedoeld als kwaliteitsborging in de jeugdzorg. Registratie als beroepsbeoefenaar levert nog geen vakbekwaamheid op t.a.v. de uitvoering van taken in de jeugdzorg, tenzij als eis voor registratie wordt gesteld dat de beroepsbeoefenaar aantoonbaar in staat is de verantwoordelijkheid voor de oplossing van de problematiek te laten bij degene van wie de problemen zijn. Kwaliteit ontstaat pas als het eigenaarschap van de oplossing bij de probleemhouder blijft. Het wetsontwerp legt dit eigenaarschap juist bij de beroepsbeoefenaar. Deregulering in plaats van regulering geeft de beroepsbeoefenaar de benodigde ruimte om tot kwaliteit te komen.

Vraag8

Zijn er verder nog punten in het ontwerpwetsvoorstel die naar uw mening aandacht behoeven of die het voorstel kunnen versterken?
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat onze zorg uitgaat naar het ontbreken van het regelen van de positie van de cliënt t.o.v. die van de beroepsbeoefenaar. Hierdoor wordt de cliënt object van zorg, de beroepsbeoefenaar de ‘behandelaar’. Kwaliteit ontstaat pas als de cliënt zelf het subject wordt in het proces en de beroepsbeoefenaar meewerkend voorwerp. De kunst is die ruimte te scheppen voor de beroepsbeoefenaar, en vast te leggen in wet- en regelgeving. Door alle verantwoordelijkheid geheel bij de beroepsbeoefenaar te leggen, wordt het schier onmogelijk voor hen hun vak naar behoren uit te oefenen. Het verzwaart niet alleen hun taak, het schept ook afstand naar de cliënt en legt een grote en onnodige druk op de schouders van de beroepsbeoefenaar. Daar staat tegenover dat het de cliënt juist afwachtend en wantrouwend maakt en de-activeert. Daarmee schiet het wetsvoorstel in zijn eigen voet.