Regeling in verband met de certificering van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties

Reactie

Vraag1

1. Artikel 1.15, punt 3
Ingangsdatum is niet beschreven in het document. De woordkeuze impliceert dat regeling tegelijk in werking treedt met het nieuwe BBL en de Omgevingswet. Daarvan kan geen sprake zijn, deze datum dient hard te worden opgenomen en aan te sluiten bij eerdere toezeggingen (1-7-2020 met 1,5 jaar

2. Artikel 1.19
De 5 PPM waarde voor de achtergrondconcentratie dient te worden verwijderd uit de regeling. Mocht hiervoor wel een waarde worden opgenomen, dan deze aan laten sluiten met de door RIVM gehanteerde waarde van 10 PPM.
5ppm is te laag omdat:
a. Deze waarde vereist een zeer nauwkeurige meting met hoogwaardige meetinstrumenten. Dat is in de praktijk heel lastig en maakt de regeling onnodig kostbaar in de uitvoering.
b. Als iemand bij een drukke weg woont of een roker is dan kan de achtergrondconcentratie al 5ppm bedragen.
c. RIVM houd in diverse documenten een waarde aan van 10ppm als zijnde niet gevaarlijk voor de gezondheid.

3. Artikel 1.24, punt 3:
Bij meldingen door de certificerende instelling aan de minister (artikel 1.38 lid 4 uit het Bouwbesluit) moet de gemeten CO worden verstrekt, inclusief een beschrijving van de ruimte.
Wie dient de waarden / beschrijving te hebben vastgesteld? De inbedrijfsteller? Of de certificerende instantie?

4. Artikel 1.26
Het voorgestelde beeldmerk dient conveniërend te zijn voor de diverse sectoren. Dus neutraal voor alle typen gastoestellen.
overgangsregeling).