Wmo 2015: Wetsvoorstel resultaatgericht beschikken en vereenvoudigen geschilbeslechting

Reactie

Naam Aafje Hulpthuis (MA R. van der Bijl)
Plaats Rotterdam
Datum 14 februari 2020

Vraag1

In het wetsvoorstel is bepaald dat bij een beschikking met resultaatbeschrijving altijd een ondersteuningsplan wordt opgesteld. Het ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking met resultaatbeschrijving.
Vindt u het wenselijk om ook bij een beschikking met een tijdsduurbeschrijving een ondersteuningsplan verplicht te stellen? Zo ja, welke redenen heeft u daarvoor?
Wij vinden het niet wenselijk om in dit geval het ondersteuningsplan onderdeel van de beschikking uit te laten maken. Een dergelijke verplichting voegt nauwelijks iets toe aan de rechtszekerheid van cliënten. Zij kunnen via de gemeente namelijk al bezwaar maken tegen het aantal uren in de beschikking. Een bezwaar tegen de exacte invulling van deze uren zou door de professional afgehandeld moeten worden. Van een zorgaanbieder mag namelijk verwacht worden dat zij de door de gemeente beschikbaar gestelde tijd voor de cliënt, op een juiste, verantwoorde en klantgerichte manier inzet ten goede van de cliënt. Dit kan in de contractuele afspraken tussen de zorgaanbieder en gemeente geregeld worden en wordt momenteel dan ook al op die manier gedaan. De gemeente stelt in het contract en de beleidsregels vast welke taken uitgevoerd moeten worden en heeft voldoende instrumenten om te controleren of dit daadwerkelijk goed gebeurt.
Daarnaast zorgt het verplicht opnemen van het ondersteuningsplan in de beschikking bij deze werkwijze enerzijds voor een onnodige toename van administratieve lasten en anderzijds een afname van de vrijheid van de professional om situationeel of tijdelijk maatwerk te leveren. Aanbieders zullen bij iedere (tijdelijke) wijziging in de inzet het ondersteuningsplan aan moeten passen en hierover berichten uit moeten wisselen met de gemeente. Wij pleiten er dan ook voor om in dit geval de cliënt rechtszekerheid te bieden via een indicatie in uren, zonder dat verplicht een ondersteuningsplan opgesteld hoeft te worden. De aanbieder kan via contractuele verplichtingen en vanuit de rol als professional al in voldoende mate zorgen voor een juiste inzet binnen de door de gemeente afgegeven hoeveelheid tijd.

Vraag2

Via het wetsvoorstel wordt geregeld dat geschillen over de uitvoering van maatwerkvoorzieningen in eerste instantie bij de gemeente kunnen worden aangekaart. Het gaat dan om alle typen maatwerkvoorzieningen: diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen een andere maatregelen. Is dit praktisch uitvoerbaar? Zo nee, waarom niet?
In de praktijk is dit slecht uitvoerbaar, vanwege de grote hoeveelheid onnodige administratieve lasten die deze manier van werken rondom klachten over de uitvoering met zich meebrengt. Klachten over de uitvoering van een voorziening zouden in eerste instantie via de aanbieder afgehandeld moeten worden. Wanneer een klacht vervolgens uitmondt in een geschil, omdat cliënt en aanbieder niet nader tot elkaar kunnen komen, dient de aard van dit geschil de route te bepalen: de gemeente stelt op wat er bereikt moet worden, de aanbieder bepaalt hoe dit doel bereikt moet worden. De aanbieder is de expert in de uitvoering, het is niet wenselijk dat een gemeente zich hier inhoudelijk in het juridisch domein mee bezig houdt. Afspraken over hoe het resultaat bereikt zou moeten worden, kunnen gemeenten contractueel vastleggen met aanbieders. Door iedere onenigheid over de uitvoering te juridiseren wordt een onnodige juridisering veroorzaakt van problemen die aanbieder en cliënt in de praktijk ook goed samen op kunnen lossen.

Vraag3

Zijn er andere punten in het wetsvoorstel die naar uw mening aandacht behoeven of die het ontwerp kunnen versterken?
Het wetsvoorstel wekt een aantal vragen en aandachtspunten op. Zo willen wij benadrukken dat klachten over het ‘hoe’, over de uitvoering van de beschikking en het ondersteuningsplan, eerst naar de aanbieder moeten blijven gaan. Zij kunnen deze klachten afhandelen binnen de uitvoering van de beschikking, zodat eventuele wijzigingen in de inzet niet per definitie gejuridiseerd worden en escalatie voorkomen wordt. Klachten over het ‘wat’, zoals cliënten die het niet eens zijn met de afgegeven beschikking, moeten bij de gemeente afgehandeld blijven worden.

Daarnaast is het belangrijk te benadrukken dat de wetswijziging niet moet leiden tot een enorme wildgroei aan verplicht te hanteren formats voor ondersteuningsplannen, omdat deze onderdeel van de beschikking uit gaan maken. Laat aanbieders vrij het eigen professionele ondersteuningsplan te hanteren. Zo niet, zien we het als randvoorwaarde een digitaal ondersteuningsplan in te voeren via het berichtenverkeer, om zo de administratieve lasten voor de betrokken partijen verder kunnen verlagen.

Het wetsvoorstel lijkt over het algemeen ook te gaan leiden tot extra toezichtstaken vanuit de gemeenten. Dit komt de kwaliteit van de voorzieningen ten goede, wel willen wij benadrukken de mate van toezicht reëel te houden. De wetswijziging en bijbehorende intensievere controles zouden niet tot extra administratieve lasten moeten leiden ten opzichte van de huidige praktijk. Hiermee doelen wij op bijvoorbeeld het aanleveren van grote hoeveelheden prestatie indicateren en managementdata. Blijf zorgorganisaties de ruimte bieden om zich te richten op de zorg.

Ten slotte zal een aanbieder in de praktijk starten met leveren zodra deze de beschikking van de gemeente ontvangen heeft. Met deze beschikking kan een aanbieder vervolgens de geleverde zorg factureren of declareren bij de gemeente. Wanneer het ondersteuningsplan onderdeel uit dient te maken van de beschikking, kan de zorgaanbieder pas leveren, wanneer zij vanuit de gemeente goedkeuring hebben voor het door hen ingediende ondersteuningsplan. Dit maakt de doorlooptijd van aanvraag tot uitvoering voor de cliënt onnodig lang.