Kaderwet rijksinspecties
Reactie
Naam | Anoniem |
---|---|
Plaats | Utrecht |
Datum | 26 februari 2025 |
Vraag1
Wilt u reageren op de concept Kaderwet rijksinspecties? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dit doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.Het wetsvoorstel borgt niet in voldoende mate de onafhankelijkheid van de inspectie door de financiële invloed die de ministeries (de minister) uit kan voeren op de betreffende inspectie. Door budgettaire besluiten door de minister kan er invloed uitgeoefend worden op de taakstellingen.
De Rijksinspectiediensten staan voor uiteenlopende taken aan de lat. Deze taken dienen zodanig wettelijk vastgesteld te zijn dat de betreffende dienst een duidelijk kader heeft, maar de maatschappij tevens duidelijkheid heeft over deze taken en weet wat ze kunnen verwachten.
Dat betekent dat er niet alleen financieel, maar ook bestuurlijk verdere bescherming aanwezig moet zijn om het ministerie geen (financiele) invloed uit te laten oefenen op de betreffende toezichtstaken. Een verregaande bescherming van de inspecteurs dient daarom ook geborgd te worden, waarbij het ministerie geen invloed kan uitoefenen op de aanstellingen en posities binnen de inspectiedienst.
Vraag2
Toezicht door rijksinspecties op onderdelen binnen het eigen ministerie:Bij het toezicht dat een rijksinspectie op onderdelen binnen het eigen ministerie houdt, is de minister als hoofd van het ministerie (politiek) verantwoordelijk voor het handelen van de rijksinspectie en de ondertoezichtstaande onderdelen van het ministerie. Vindt u dat in het wetsvoorstel onderscheid moet worden gemaakt tussen deze vorm van toezicht en het toezicht dat rijksinspecties buiten het eigen ministerie houden, op onder meer burgers en bedrijven?
Toelichting:
Sommige rijksinspecties (bijvoorbeeld Inspectie Justitie en Veiligheid, Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane en Inspectie Veiligheid Defensie) houden (ook) toezicht op dienstonderdelen binnen het ministerie waarvan zijzelf ook deel uitmaken. In het wetsvoorstel is geen onderscheid gemaakt tussen toezicht op onderdelen binnen het eigen ministerie en toezicht op burgers en bedrijven, wat buiten het eigen ministerie plaatsvindt.
In geval van toezicht binnen het eigen ministerie is een minister verantwoordelijk voor zowel de inspectie als de dienstonderdelen waar deze inspectie toezicht op houdt. Het gaat hier om een interne verhouding. In een situatie waarin een rijksinspectie en een onderdeel van het ministerie het niet met elkaar eens zijn, kan een minister volgens het wetsvoorstel slechts beperkt ingrijpen bij de rijksinspectie, hoewel de minister verantwoordelijk blijft voor het handelen van zowel de rijksinspectie als het dienstonderdeel. Dit kan ertoe leiden dat de rijksinspectie een sterkere positie inneemt dan andere dienstonderdelen binnen het eigen ministerie en tegenover de minister zelf. De minister heeft als hoofd van het ministerie ook zonder het wetsvoorstel mogelijkheden om medewerking af te dwingen van een onderdeel van het eigen ministerie aan het toezicht door de rijksinspectie. Daar staat tegenover dat voor burgers en bedrijven geen principieel verschil bestaat of zij met (een onderdeel van) een ministerie te maken hebben of met een andere instantie zoals een ziekenhuis of onderwijsinstelling. Voor beide geldt dat het toezicht onafhankelijk verricht moet kunnen worden en dat burgers daar op moeten kunnen vertrouwen.
Zie ook vraag 1.
Een verregaande loskoppeling van de inspectiediensten dient plaats te vinden (zelfstandige bestuursorganen) indien de de huidige inspectie diensten tevens toezicht uit dienen te voeren op het eigen ministerie. Een juiste "checks and balances" kan plaats vinden door zelfstandige inspecties die het toezicht op de ministerie en de betreffende sector uitvoeren en actief rapporteren over zowel de sector als de overheid.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de toezichtstaken dient door de inspectiedienst gerapporteerd te worden aan het parlement. Hierbij kan bijvoorbeeld door de inspectiedienst gesignaleerd worden (indien onderling overleg met het ministerie geen verbetering met zich meebrengt) indien de huidige uitvoerende wet en regelgeving niet toereikend is om actief inspectietaken ui te kunnen voeren.
Overigens is een dergelijke verdeling geen vrijbrief voor een inspectiedienst. Deze dient dan ook verantwoording af te leggen aan het parlement om aan te tonen of deze daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven aan de gestelde taken en dient het budget te verdedigen voor de uitvoering van de gestelde taken. Tevens kan het betreffende ministerie de inspectiedienst controleren op de uitvoering van de gestelde taken.
Door deze verhoudingen kunnen het ministerie en de inspectie ook samen richting het parlement aspecten aan het licht brengen, omdat input van beide partijen nodig is. De haalbaarheid van nieuwe wetgeving zou eerst getoetst dienen te worden door de inspectie dienst en de betreffende beoordeling kan samen met het wetsvoorstel naar het parlement. De haalbaarheid van de betreffende wetgeving kan impact hebben op het budget van de inspectiedienst en dan dient het parlement de betreffende impact mede goed te keuren.