Kaderwet rijksinspecties

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Den Haag
Datum 27 januari 2025

Vraag2

Toezicht door rijksinspecties op onderdelen binnen het eigen ministerie:
Bij het toezicht dat een rijksinspectie op onderdelen binnen het eigen ministerie houdt, is de minister als hoofd van het ministerie (politiek) verantwoordelijk voor het handelen van de rijksinspectie en de ondertoezichtstaande onderdelen van het ministerie. Vindt u dat in het wetsvoorstel onderscheid moet worden gemaakt tussen deze vorm van toezicht en het toezicht dat rijksinspecties buiten het eigen ministerie houden, op onder meer burgers en bedrijven?

Toelichting:
Sommige rijksinspecties (bijvoorbeeld Inspectie Justitie en Veiligheid, Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane en Inspectie Veiligheid Defensie) houden (ook) toezicht op dienstonderdelen binnen het ministerie waarvan zijzelf ook deel uitmaken. In het wetsvoorstel is geen onderscheid gemaakt tussen toezicht op onderdelen binnen het eigen ministerie en toezicht op burgers en bedrijven, wat buiten het eigen ministerie plaatsvindt.
In geval van toezicht binnen het eigen ministerie is een minister verantwoordelijk voor zowel de inspectie als de dienstonderdelen waar deze inspectie toezicht op houdt. Het gaat hier om een interne verhouding. In een situatie waarin een rijksinspectie en een onderdeel van het ministerie het niet met elkaar eens zijn, kan een minister volgens het wetsvoorstel slechts beperkt ingrijpen bij de rijksinspectie, hoewel de minister verantwoordelijk blijft voor het handelen van zowel de rijksinspectie als het dienstonderdeel. Dit kan ertoe leiden dat de rijksinspectie een sterkere positie inneemt dan andere dienstonderdelen binnen het eigen ministerie en tegenover de minister zelf. De minister heeft als hoofd van het ministerie ook zonder het wetsvoorstel mogelijkheden om medewerking af te dwingen van een onderdeel van het eigen ministerie aan het toezicht door de rijksinspectie. Daar staat tegenover dat voor burgers en bedrijven geen principieel verschil bestaat of zij met (een onderdeel van) een ministerie te maken hebben of met een andere instantie zoals een ziekenhuis of onderwijsinstelling. Voor beide geldt dat het toezicht onafhankelijk verricht moet kunnen worden en dat burgers daar op moeten kunnen vertrouwen.
Bij toezicht binnen het 'eigen' ministerie kan er sprake zijn van nog een extra complicerende factor, nl. dat het toezicht zich ook richt op beslissingen van de minister zelf. Het kan niet worden uitgesloten dat het handelen van het onderzochte dienstonderdeel het gevolg is van beslissingen van de verantwoordelijke minister en/of staatssecretaris.
Om iedere schijn van beïnvloeding te vermijden zou een inspectie in dit soort gevallen volledig onafhankelijk moeten kunnen opereren, niet alleen in de rapportage, maar ook in de uitvoering en in de planfase.
Er zijn verschillende manieren om dit te bereiken. Mogelijk kan worden bepaald dergelijke 'interne' inspecties altijd onder de verantwoordelijkheid van een speciaal daarvoor aangewezen minister (Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken?) te laten uitvoeren. Een andere optie is de oprichting van een speciale 'Inspectie voor de Rijksoverheid'. Die gaat dan vermoedelijk wel grote overlap vertonen met de werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer. Waarbij dan ook meteen de derde optie kan worden genoemd: waarom dergelijke 'interne' inspecties niet beleggen bij een volledig onafhankelijke, reeds bestaande partij als de Algemene Rekenkamer. Die kan immers ook op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek doen. De middelen van de Rekenkamer zullen dan vermoedelijk wel moeten worden uitgebreid.