Herziening rulingpraktijk

Reactie

Naam Netherlands British Chamber of Commerce (NBCC) (mr. M. Buckers)
Plaats Den Haag
Datum 20 september 2018

Vraag1

Aan welke eisen moeten een belastingplichtige voldoen om zekerheid vooraf te krijgen?

Juist omdat het krijgen van rechtszekerheid vooraf heel belangrijk is voor het internationale bedrijfsleven, meent de NBCC dat terughoudend moet worden omgegaan met het stellen van additionele substance eisen aan ondernemingen die een ruling willen aanvragen. Het stellen van – altijd arbitraire – additionele substance eisen (waarbij de NBCC ervan uit gaat dat zowel bestaande substance als voorgenomen substance in dit verband kwalificeert) verstaat zich slecht met dit beginsel van rechtszekerheid. Het niet aanscherpen van de substance eisen is bovendien, zoals in het Werkdocument al wordt aangegeven, bevorderlijk voor de transparantie omdat de belastingdienst zicht houdt op meer structuren en ook meer rulings kunnnen worden uitgewisseld met buitenlandse belastingautoriteiten. Een ruime toegang tot de rulingpraktijk is ten slotte van groot belang voor de rechtsgelijkheid ook met het oog op de vestigingsvrijheden, non-discriminatie en staatssteunrisico’s.

Ten aanzien van onderzoeksvraag 1a is de NBCC dan ook voorstander van optie 1 (continueren huidig geldende substance eisen).

Concernstructuren van multinationals zijn vaak complex vanwege andere redenen dan fiscale (zoals juridische en operationeel organisatorische), waardoor het nodig kan zijn separate vennootschappen te hebben voor specifieke activiteiten. Indien substance getoetst wordt zou dit naar de mening van het NBCC dan ook op het niveau van het concern in Nederland als geheel moeten zijn, en niet per lichaam of het niveau van de relevante activiteiten, aangezien dit de structurering van activiteiten op andere gronden dan fiscale anders sterk zou bemoeilijken. Dergelijke inperkingen zouden een ernstige belemmering zijn voor internationale concerns, en derhalve een verslechtering van het vestigingsklimaat.

Ten aanzien van onderzoeksvraag 1b is de NBCC dan ook sterk voorstander van optie 1 (toetsing op het niveau van het concern in Nederland).

Vraag2

Over welke structuren moet de Belastingdienst zekerheid vooraf geven (en in welke situaties niet)?
Het internationaal zaken doen is complex, en de wijze van zaken doen verandert ook steeds sneller in de tijd, waarbij globalisering onder invloed van de digitalisering toeneemt. Naar de mening van de NBCC moet dan ook terughoudend worden omgegaan met het beperken van situaties waarvoor een ruling kan worden aangevraagd. Het Besluit Fiscaal Bestuursrecht biedt voldoende kader om geen zekerheid vooraf te geven voor ongewenste structuren (belastingbesparing enige doel, rechtshandelingen hebben geen of weinig praktische betekenis, strijd met doel en strekking van een verdrag of internationaal erkend beginsel). Het lijkt de NBCC een illusie dat het mogelijk zou zijn deze kaders op een sluitende manier nader te concretiseren in het algemeen, dit zou al snel kunnen leiden tot een bepaalde willekeur en draagt het risico van niet toegestane belemmeringen en staatssteun in zich.

Ten aanzien van onderzoeksvraag 2a is de NBCC dan ook voorstander van optie 1 (geen nadere invulling of wijziging in de huidige kaders van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht)

Ten aanzien onderzoeksvraag 2b betreffende de looptijd van de rulings is de NBCC voorstander van optie 3 (in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht opnemen van een enigszins flexibele maximale looptijd), waarbij in beginsel uitgegaan wordt van een looptijd van 4 tot 5 jaar met de mogelijkheid van een langere looptijd indien dit wenselijk zou zijn.

Ten aanzien van onderzoeksvraag 2c (eenzijdige standpuntbepaling of vaststellingsovereenkomst) heeft de NBCC geen voorkeur of opmerkingen.

Vraag3

Hoe kan het proces van afgifte van rulings het best worden ingericht?
Ten aanzien van het proces acht de NBCC het van groot belang dat de lokale inspecteur het primaire aanspreekpunt voor rulings blijft en dat hij een belangrijke rol houdt bij de behandeling van de aanvraag. Hij kent de belastingplichtige het best en kan de rulingaanvraag dus het best “plaatsen” in het kader van de gehele fiscaliteit van de betrokken belastingplichtige, en kan ook maatwerk bieden bij deze behandeling.

Dit betekent dat wat betreft onderzoeksvraag 3a (inrichting van het proces) de NBCC geen voorstander is van optie 4 waarbij de behandeling geheel gecentraliseerd – en dus op afstand – is. De keuzes wat betreft de overige opties (behandeling en kwaliteitsborging geheel lokaal, of de kwaliteitsborging door een centrale coördinatiegroep of een centrale tweede handtekeningen zetter) zijn wat betreft de NBCC aan de overheid.

Ten aanzien van onderzoeksvraag 3a is de NBCC derhalve voorstander van een van de opties 1 tot en met 3, waarbij bij het maken van de keuze de voortvarendheid van het proces (de snelheid waarmee het hele traject kan worden doorlopen) voor de NBCC voorop staat.

Ten aanzien van onderzoeksvraag 3b (Aanspreekpunt buitenlandse investeerders) is de NBCC voorstander van optie 2 (het APBI wordt gezien als ‘tweede handtekeningenzetter’) omdat dit het beste waarborgt dat het APBI voortvarend bindende beslissingen kan nemen ten behoeve van potentiele investeerders, hetgeen voor het vestigingsklimaat van groot belang is.

Vraag4

Hoe kan de transparantie van de rulingpraktijk worden vormgegeven?
Hoewel de NBCC de vraag om meer transparantie volledig begrijpt, is het waarborgen van de geheimhouding van bedrijfsspecifieke gegevens voor de leden van de NBCC van eminent belang. Publicatie van integrale rulings door de belastingdienst of het bedrijf zelf (optie 2) is daarom wat betreft de NBCC uiterst ongewenst en een verslechtering van het vestigingsklimaat. Het publiceren van geanonimiseerde rulings (optie 3) neemt het gevaar dat een ruling kan worden herleid tot een specifieke onderneming niet weg. Bovendien zal het anonimiseren van rulings veel additionele capaciteit van de belastingdienst vragen, waarvan de NBCC meent dat deze capaciteit beter kan worden besteed aan het primaire proces (het afgeven van zekerheid vooraf) en het versnellen van de behandeling daarvan. Wel is de NBCC voorstander van het publiceren van vraag- en antwoordbesluiten met een beschrijving van types rulings die zijn afgegeven, vanwege het belang voor de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Ten aanzien van onderzoeksvraag 4a is de NBCC dan ook voorstander van optie 1 (uitgaan van de huidige transparantie, waarbij moet worden opgemerkt dat uitwisseling van rulings met buitenlandse fiscale autoriteiten reeds plaatsvindt) en is de NBCC voorstander van het invoeren dan wel bestendigen van de opties 4 (verbetering publicatie van uitgangspunten) en 5 (jaarverslag over alle rulings met internationaal karakter).

Ten aanzien van onderzoeksvraag 4b (toetsing van afgegeven rulings) en onderzoeksvraag 4c (vastlegging) heeft de NBCC geen specifieke inbreng.

Bijlage