Wetsvoorstel Samenwerkingsschool

Reactie

Naam VGS (mr. J.W. Voorwinden)
Plaats Ridderkerk
Datum 26 november 2014

Vraag1

Denkt u dat de voorgenomen wijzigingen voldoende ruimte bieden om in gebieden met leerlingendaling samenwerkingsscholen te vormen?
Diverse malen wordt in de Memorie van Toelichting aangegeven dat de regering dit voorstel doet om tegemoet te komen aan de wens van scholen in gebieden, die te maken hebben met leerlingendaling. Het duale stelsel blijft de hoofdregel. In de uitwerking wordt er echter gekozen voor de variant: 60 leerlingen boven de opheffingsnorm, waarbij ook het voorbeeld gegeven wordt van een school in een dichtbevolkt gebied, waarvoor een gemeentelijke opheffingsnorm van 200 geldt. Bij een leerlingenaantal van 260 mag deze school al een samenwerkingsschool vormen. Het uitgangspunt om tegemoet te komen aan de vraag vanuit krimpgebieden wordt hiermee verlaten. Het is voor alle scholen in Nederland mogelijk om een samenwerkingsschool te vormen, hetgeen niet overeenstemt met de gedachte om in uitzonderingssituaties de samenwerkingsschool mogelijk te maken. Deze voorstellen zetten de deur open naar algehele acceptatie van de samenwerkingsschool.

Vraag2

Denkt u dat dit wetsvoorstel het voldoende aantrekkelijk maakt voor informele samenwerkingsscholen om onder de nieuwe wettelijke regeling te vallen?
Er zijn nog teveel open einden in het huidige wetsvoorstel. De positie van de identiteitscommissie komt niet goed uit de verf. Idem voor de toezichthoudende rol van de gemeente. Een vetorecht voor de gemeente bij de vaststelling van de statuten op het onderdeel van de identiteitscommissie lijkt me onwenselijk.

Vraag3

Biedt de voorgestelde wetswijziging voldoende garanties voor ouders met kinderen op samenwerkingsscholen dat de identiteit van het bijzonder onderwijs en het openbare karakter van het onderwijs overeind blijven?
Met name de identiteitscommissie moet ervoor zorgen dat zowel het openbaar als het bijzonder onderwijs zich blijven herkennen in de samenwerkingsschool. Het bevoegd gezag dient daartoe een breed mandaat te geven aan deze identiteitscommissie. Het gaat dan om identiteit via het schoolplan, aspecten van het personeelsbeleid en keuzes voor methodes. Even verderop lees ik dat het bevoegd gezag altijd verantwoordelijk blijft voor de kwaliteit van het onderwijs op de samenwerkingsschool. Echter, op deze manier worden identiteit en kwaliteit uit elkaar getrokken. Het bevoegd gezag blijft integraal verantwoordelijk, ook voor haar gemandateerde bevoegdheden.