wijziging Opiumwet (verruiming sluitingsbevoegdheid)

Reactie

Vraag1

- De tekst van het wetsvoorstel is heel ruim. Zoals het er nu staat is het aantreffen van een minimale hoeveelheid coffeïne op zichzelf al voldoende. Aangetoond zal moeten worden dat het een en ander is ter voorbereiding van het plegen van strafbare feiten zoals genoemd in de Opiumwet.

- Het nieuwe wetsartikel is moeilijk leesbaar. Met alle doorverwijzingen is het onduidelijk wat nu wel en niet kan. De doorverwijzing van artikel 11a naar artikel 11 derde en vijfde lid doet vermoeden dat er ook iets beroepsmatigs/grootschaligs verstopt zit in dit wetsvoorstel in het geval van lijst II. Op lijst II staat hasj en hennep. Dit zou betekenen dat een pand alleen gesloten kan worden als de voorbereidingshandelingen (lees: de voorwerpen en stoffen die we aantreffen) erop duiden dat de teelt beroepsmatig of in grote hoeveelheden voorbereid wordt. Wanneer is dat? En is het nodig dit onderscheid te maken?

Dit vermoeden wordt versterkt door de volgende passage in de toelichting: ‘Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties.’

Deze beperking zal het niet makkelijker maken om een hennepknipperij of drogerij te sluiten. Gepleit wordt voor een algemene bevoegdheid om deze panden te kunnen sluiten, dus los van de vraag of het beroepsmatig of voor grote hoeveelheden bestemd is.