Wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid

Reactie

Vraag1

Dit wetsvoorstel is niet de oplossing:
? Hanteer het decentrale stelsel dat wij kennen en voor zover bekend zijn er geen andere sectoren waar dergelijke wetgeving van kracht is.
? Het wetsvoorstel moet juist bijdragen aan zelf verantwoordelijkheid pakken – de kern van goed strategisch beleid – maar stuurt in dit voorstel richting ‘afvinklijstjes’.
? De causaliteit die in de toelichting op de wet wordt beschreven is discutabel: in deze tijden van brede personeelstekorten is goed strategisch personeelsbeleid van groot belang, maar het lost het personeelstekort niet op.
? Uit het genoemde monitoronderzoek strategisch personeelsbeleid blijkt dat het PO het niet slecht doet. Het is bijzonder dat dit recente onderzoek niet genoemd wordt in de memorie van toelichting en slechts verwezen wordt naar een onderzoek uit 2019. Richt u dus op de sectoren die het minder/slecht doen!

Hiernaast zijn twee specifieke onderdelen van dit deel van het wetsvoorstel problematisch:
? Het wetsvoorstel voorziet in een grondslag om bij of krachtens AMvB nadere regels te stellen over de onderwerpen die het strategisch personeelsbeleid dient te omvatten. De inbreuk op verschillende vrijheden, zoals de vrijheid van inrichting van het onderwijs, wordt door het opnemen van deze bevoegdheid vergroot. Dit heeft de kans in zich dat op eenvoudige wijze, buiten het normale wetgevingsproces om, extra onderwerpen kunnen worden toegevoegd of nadere regels gesteld kunnen worden over hoe de genoemde onderwerpen moeten worden behandeld. Hierdoor worden

Vraag2

Ja, Strategisch Human Recource Management (SHRM) binnen Ambion richt zich op het werven en behouden van voldoende bekwaam, gemotiveerd, gezond, betaalbaar en duurzaam inzetbaar personeel om het onderwijs te verzorgen, te verbeteren en te innoveren. Ons SHRM is een integraal onderdeel van het strategisch beleid van de organisatie. Dat betekent dat het bijdraagt aan de doelen van de organisatie. De verschillende beleidsonderdelen en -instrumenten worden op elkaar afgestemd.

Vraag3

De aanleiding voor dit wetsvoorstel is om personeelsproblemen in het onderwijs op te lossen en in het verlengde daarvan de onderwijskwaliteit te verbeteren. In de memorie van toelichting en aanverwante documenten wordt echter niet ingegaan op de precieze omvang van de problematiek. Maak dat helder en inzichtelijk.
Zo wordt bijvoorbeeld niet duidelijk hoeveel procent van de besturen in het primair onderwijs geen of onvoldoende strategisch personeelsbeleid voeren, noch of er een relatie is tussen een onvoldoende strategisch personeelsbeleid en onvoldoende en verminderde onderwijskwaliteit bij de schoolbesturen. De noodzakelijkheid van de voorgestelde wettelijke invoering van een strategisch personeelsbeleid in verhouding tot de daadwerkelijk geconstateerde problematiek, is dan ook niet deugdelijk onderbouwd. Daarmee valt ook niet goed te beoordelen of de maatregel in verhouding staat tot het te dienen doel.
In de memorie van toelichting wordt daarnaast ter onderbouwing van het wetsvoorstel onder meer verwezen naar recente cijfers die een daling laten zien van het aandeel vaste contracten van onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteunend personeel. Hier ontbreekt echter de toelichting van de context waarin deze cijfers bezien moeten worden, zoals hier eerder aangegeven (onder ‘2a Vast contract als uitgangspunt).
Het is daarmee de vraag of de geconstateerde daling en het huidige percentage vaste contracten in het primair onderwijs een vergaand overheidsingrijpen rechtvaardigen. Dit geldt in het bijzonder voor de aanvullende arbeidsrechtelijke voorwaarden voor het funderend onderwijs. Daarin wordt de bestuurlijke autonomie van de onderwijsinstellingen sterk ingeperkt door in afwijking van het arbeidsrecht zoals dat geldt in alle overige sectoren, striktere regels te stellen voor externe inhuur, vaste contracten en de minimum arbeidsduur.

Vraag4

In de memorie van toelichting wordt verwezen naar een internationaal onderzoek, waaruit volgt dat strategisch personeelsbeleid van besturen en een sterke uitvoering daarvan door schoolleiders bijdragen aan betere kwaliteit van onderwijs, tevredener personeel en betere resultaten voor leerlingen. Uit dit onderzoek volgt niet dat aanvullende arbeidsrechtelijke voorwaarden zoals bedoeld in het wetsvoorstel, bijdragen aan het verwezenlijken van deze doelen.11