Wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid

Reactie

Naam Stichting Carmelcollege (J. Janssen)
Plaats Hengelo
Datum 16 juni 2023

Vraag1

Welke suggesties heeft u om het wetsvoorstel te verbeteren?
We delen het standpunt van onze sectororganisatie en de PO-Raad, namelijk dat dit wetsvoorstel geen oplossing aanreikt voor problemen die het onderwijs breed parten spelen. Aanhoudende zorg over de ontwikkeling van kwaliteit, lerarentekorten en ook over duurzame inzet van formatie die ondersteund wordt door voldoende middelen hiervoor speelt ook in onze organisatie. Inzetten op strategisch/inhoudelijk personeelsbeleid, met aandacht voor duurzame inzet van formatie, voor professionalisering en ontwikkeling onder gelijktijdige vermindering van werkdruk en ziekteverzuim, maakt dan voor een zeer belangrijk deel ons beleid uit. We zijn gebonden aan en voelen ons intrinsiek verbonden met cao-afspraken en bepalingen uit overige sectorakkoorden. Over het geheel van ons beleid communiceren en verantwoorden we ons voortdurend op verschillende wijze, in formele en informele zin
Dit overziend zien we geen meerwaarde in een wet, die ons beleid extra zou moeten verankeren. Zeker gegeven de sterke drang naar overheidsregulering die spreekt uit AMvB.

We zien evenmin meerwaarde in bepalingen rond arbeidsvoorwaarden, die voor een groot deel afhankelijk zijn van de loonruimte die de Minister zelf ter beschikking stelt. Arbeidsvoorwaarden zijn binnen de beschikbare loonruimte onderwerp van gesprek in cao-overleg. Dat deze ruimte niet voldoende is, is genoegzaam bekend.
Het wetsvoorstel representeert de praktijk niet, waar ook ons bestuur alle moeite moet doen om personeel aan zich te binden in een zeer krappe arbeidsmarkt en onder dalende leerlingenaantallen in de regio. Het wetsvoorstel doubleert met bepalingen uit overige wetten, zoals de Wet DBA. Het leidt op geen enkele wijze tot meer bevoegde - beter opgeleide - en bekwame docenten, schoolleiders en bestuurders. Het neemt juist noodzakelijke beleidsruimte weg.

Vraag2

Denkt u dat er in uw schoolorganisatie voldaan kan worden aan deze wettelijke eisen? Waarom wel of niet?
We willen verwijzen naar ons jaarverslag, waarin onze strategische HR-agenda met daarmee verwante beleidsbesluiten sinds jaren een dominante plaats inneemt. We voldoen aan wettelijk en overig voorschrift, maar zien ons daarbij wel geplaatst voor aanzienlijke uitdagingen binnen onze organisatie als geheel en op locatie. Wettelijke bepalingen zoals ze nu in dit wetsvoorstel zijn neergelegd helpen niet. De wijze waarop deze Minister aanhoudend stuurt met omvangrijke maar tijdelijke budgetten, noopt tot tijdelijke (extra) inzet van formatie. Dit compliceert duurzame beleidsontwikkeling in hoge mate. Ook hier: waarom dit wetsvoorstel?

Vraag3

Heeft u andere kansrijke voorstellen/suggesties/ideeën, aanvullend op deze wet- en regelgeving die er toe leiden dat alle besturen goed strategisch personeelsbeleid voeren?
Het zijn niet alleen besturen die beleid realiseren, ze doen dat in hun organisatie met schoolleiders en medewerkers en in een goed samenspel, binnen de sector én op bestuurs- en instellingsniveau, onder medezeggenschap en in overleg met bonden. Het zou de Minister sieren als hij vooral ruimte zou geven hiervoor en daarbij ook zelf vertrouwen zou uitstralen. En niet via een wetsvoorstel de bal uitsluitend bij besturen zou leggen, waar hij het overigens is die het speelveld bepaalt en zelf belemmeringen blijft opwerpen om het onderwijs te hervormen.

Waar SPP een bestuurlijke opdracht en verantwoordelijkheid is, is het dat dus ook voor de andere spelers in het veld. De sectororganisatie is prima in staat om haar leden, de besturen en hun achterban, met elkaar in verbinding te brengen vanuit gedragen opvattingen over de inhoud en het belang van beleidsontwikkeling. Daarover is breed geen enkel misverstand, weet ook de Minister wel.

Vraag4

In hoeverre vindt u het voldoende duidelijk wat dit wetsvoorstel betekent op het niveau van de rechtspersoon die de school in stand houdt (bevoegd gezag) en de school?
Dit wetsvoorstel, waarvan de essentie al elders is ingeregeld, elders wordt besproken en vaak ook al gerealiseerd is, kán geen inhoudelijk doel dienen. Het leidt niet tot meer docenten, niet tot meer loonruimte en dus ook niet tot meer bewegingsruimte. Het leidt wel tot meer wantrouwen, moeizame verhoudingen, meer controle en meer inspectietoezicht met alles wat daarmee annex is.

Dient het dan geen inhoudelijk doel, waarschijnlijk is het voorstel er dan voor bedoeld om besturen onder druk te zetten en te houden. De keuze om via AMvB aanvullingen te kunnen plegen, zal de Minister steeds verder doen interveniëren in zowel het arbeidvoorwaardenbeleid als de inrichting van de onderwijsorganisatie in en door scholen die in ons onderwijsstelsel de verantwoordelijkheid van besturen is.

De vraag is of het wetvoorstel een onderwijsbelang dient of eerder een ander belang in het politieke krachtenspel, dringt zich dan wel wat op.