Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Vraag1

Ik ben tegen het wetsvoorstel in de huidige vorm.

Allereerst wijs ik erop dat bestaande wetgeving reeds voldoende mogelijkheden biedt om haatzaaien of aanzetten tot geweld te bestrijden. Artikel 132 Wetboek van Strafrecht stelt het verspreiden van opruiende geschriften of afbeeldingen strafbaar. Deze bepaling is duidelijk omschreven en voorzien van jarenlange rechterlijke toetsing en jurisprudentie, wat rechtszekerheid waarborgt. Het creëren van nieuwe, overlappende of vaag geformuleerde strafbaarstellingen kan leiden tot rechtsonzekerheid en willekeur.

Daarnaast is het zeer zorgelijk dat dit voorstel de indruk wekt politiek gemotiveerd te zijn. In de praktijk lijkt het een instrument te worden om kritiek op het beleid van de Israëlische regering of op de huidige pro-Zionistische koers de mond te snoeren. Kritiek op ernstige schendingen van internationaal recht – waaronder massamoorden, etnische zuiveringen en zelfs handelingen die door velen als genocidaal worden aangemerkt – moet in een vrije democratische samenleving altijd mogelijk blijven. Een wet die dit risico loopt te criminaliseren of te censureren is onaanvaardbaar en staat haaks op de vrijheid van meningsuiting.

Kortom: dit wetsvoorstel is overbodig, juridisch onduidelijk en politiek gevaarlijk. Ik verzoek de wetgever het voorstel in te trekken.