Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties
Reactie
Naam
|
J. Smits
|
Plaats
|
Capelle aan den IJssel
|
Datum
|
23 juli 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Hoewel ik het belang onderken van het voorkomen van radicalisering en het beschermen van de samenleving tegen terrorisme, ben ik van mening dat het voorgestelde wetsvoorstel te vergaande gevolgen kan hebben voor fundamentele vrijheden in onze democratische rechtsstaat. Ik licht dit graag toe.
1. Vage definities en risico op misbruik
Het begrip ‘terroristische organisatie’ is niet altijd eenduidig vast te stellen. Er bestaat een reëel risico dat bepaalde groepen ten onrechte als terroristisch worden bestempeld, waardoor steun aan bijvoorbeeld verzetsbewegingen, minderheden of andere politiek gevoelige groeperingen onterecht strafbaar kan worden gesteld.
2. Inperking van de vrijheid van meningsuiting
De vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 7 van onze Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, komt door deze strafbaarstellingen onder druk te staan. Het vooruitzicht op strafrechtelijke vervolging kan leiden tot zelfcensuur (‘chilling effect’), ook bij mensen die geen criminele bedoelingen hebben, maar juist deel willen nemen aan maatschappelijk debat of uiting willen geven aan hun mening.
3. Versmalling van het democratisch speelveld
Met het strafbaar stellen van het verheerlijken of openlijk steunen van organisaties die door de overheid als ‘terroristisch’ zijn bestempeld, kan politieke en maatschappelijke ruimte onbedoeld worden ingeperkt. Zeker als definities vaag zijn, bestaat het gevaar dat politieke uitingen, journalistieke verslaggeving of academische discussies sneller onder het strafrecht vallen.
4. Voorbeelden uit het buitenland
In andere landen, waar vergelijkbare wetgeving is ingevoerd, blijkt in de praktijk regelmatig dat oppositie of maatschappelijke groeperingen het zwijgen worden opgelegd onder het mom van terrorismebestrijding. Hoewel Nederland sterke rechtsstatelijke waarborgen kent, is dit geen garantie dat dergelijke wetgeving in de toekomst niet oneigenlijk kan worden ingezet.
Conclusie
Samenvattend deel ik de zorg om terrorisme te willen bestrijden, maar ik vraag nadrukkelijk aandacht voor de gevaren van te ruime wetgeving op dit punt. Heldere definities, strikte waarborgen en voortdurende onafhankelijke toetsing zijn essentieel om te voorkomen dat fundamentele vrijheden onnodig worden ingeperkt.
Ik verzoek u daarom kritisch te blijven kijken naar de proportionaliteit en mogelijke ongewenste neveneffecten van dit wetsvoorstel.