Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Amersfoort
|
Datum
|
1 augustus 2025
|
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Het wetsvoorstel tot strafbaarstelling van het ‘verheerlijken’ van terrorisme en het publiekelijk betuigen van steun aan terroristische organisaties is onnodig en disproportioneel. De huidige wetgeving – waaronder bepalingen inzake opruiing, deelneming en voorbereiding van terroristische misdrijven – biedt reeds afdoende mogelijkheden voor effectieve bestrijding van terrorisme, conform nationale en internationale verplichtingen.
De introductie van vaag omlijnde begrippen als ‘verheerlijking’ is in strijd met het lex certa-beginsel (art. 16 Gw, art. 7 EVRM) en schept rechtsonzekerheid. Het ontbreken van een heldere norm vergroot het risico van willekeurige of selectieve toepassing en ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat.
De voorgestelde bepalingen beperken de vrijheid van meningsuiting (art. 7 Gw, art. 10 EVRM, art. 19 IVBPR) zonder dat sprake is van een aantoonbare noodzaak of proportionaliteit. Er is reëel gevaar voor een ‘chilling effect’, waarbij burgers, journalisten, wetenschappers en kunstenaars uit vrees voor strafrechtelijke vervolging afzien van legitieme uitingen.
De gevolgen strekken verder:
– Journalistieke en wetenschappelijke activiteiten rond radicalisering en extremisme kunnen worden belemmerd;
– Artistieke en culturele uitingen die maatschappelijke thema’s belichten lopen risico op strafrechtelijke kwalificatie;
– Minderheden en politieke oppositie kunnen disproportioneel worden geraakt, in strijd met het gelijkheidsbeginsel (art. 1 Gw);
– De open democratische dialoog wordt verzwakt en het gevaar voor politiek gemotiveerd misbruik van het strafrecht neemt toe.
Gelet op de reeds toereikende bestaande wetgeving, het ontbreken van overtuigende veiligheidswinst en de aanzienlijke risico’s voor fundamentele rechten en het democratisch pluralisme, dient het voorstel te worden ingetrokken.