Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Rotterdam
Datum 15 augustus 2025

Vraag1

Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Ik ben het niet eens met dit wetsvoorstel. Het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting zijn fundamentele pijlers van onze democratische rechtsstaat. Deze zijn verankerd in artikel 9 Grondwet en artikel 11 EVRM (recht op vreedzame vergadering en betoging), en in artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting).
Het voorstel introduceert nieuwe strafbaarstellingen die zodanig ruim en vaag zijn geformuleerd dat zij een chilling effect kunnen hebben op legitieme, vreedzame uitingen van politieke opvattingen. Met name het openlijk “betuigen van steun” aan een terroristische organisatie (art. 132c Sr) of het “verheerlijken” van een terroristisch misdrijf (art. 132a Sr) laat ruimte voor subjectieve interpretatie.
Dit creëert het risico dat ook vreedzame demonstranten die zich uitspreken tegen ernstige mensenrechtenschendingen – zoals protesten tegen genocide in Palestina – strafrechtelijk kunnen worden vervolgd, louter omdat hun boodschap door de overheid of het Openbaar Ministerie wordt uitgelegd als steun aan een partij die op een terreurlijst staat. Hiermee wordt politieke meningsuiting onterecht gecriminaliseerd.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft herhaaldelijk benadrukt dat ook uitingen die “offend, shock or disturb” binnen de bescherming van artikel 10 EVRM vallen (o.a. Handyside t. VK, 1976) en dat beperkingen hierop slechts zijn toegestaan als zij strikt noodzakelijk en proportioneel zijn in een democratische samenleving. Dit wetsvoorstel voldoet niet aan die strikte noodzakelijkheidstoets, omdat bestaande strafbepalingen (zoals opruiing, bedreiging, of werving voor terrorisme) reeds toereikende mogelijkheden bieden om daadwerkelijk gevaarlijke gedragingen te bestrijden.
Door deze onduidelijke en brede formuleringen wordt het risico op willekeur en misbruik vergroot, en dreigt het demonstratierecht – juist bedoeld voor het uiten van ook onwelgevallige politieke standpunten – ernstig te worden ondermijnd.
Ik verzoek de wetgever dan ook om dit voorstel te heroverwegen en te waarborgen dat het strafrecht niet wordt ingezet om vreedzame, legitieme politieke meningsuiting te bestraffen