Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijken van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Rotterdam
Datum 14 augustus 2025

Vraag1

Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Beste Regering,

Reactie op wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijking van terrorisme en openbare steunbetuiging aan terroristische organisaties

Ik maak bezwaar tegen dit wetsvoorstel in de huidige vorm, omdat het te ruim geformuleerd is en een groot risico vormt voor de vrijheid van meningsuiting en vreedzaam politiek activisme.
1. Vage en subjectieve definities
De kernbegrippen “verheerlijken” en “openbare steunbetuiging” zijn onvoldoende afgebakend. Hierdoor ontstaat een brede interpretatiemogelijkheid, waarbij ook uitingen die geen opruiing of aanzet tot geweld vormen, strafbaar kunnen worden gesteld. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft herhaaldelijk benadrukt dat strafrechtelijke beperkingen op uitingsvrijheid strikt noodzakelijk en proportioneel moeten zijn (o.a. Perinçek v. Switzerland, 2015).

2. Risico op criminalisering van legitieme solidariteit
Omdat organisaties zoals Hamas op de EU-terroristenlijst staan, kan elke steun aan de Palestijnse zaak – bijvoorbeeld het tonen van vlaggen, het benoemen van context of het uitspreken van solidariteit met de bevolking van Gaza – in de praktijk worden geïnterpreteerd als “steunbetuiging” of “verheerlijking”. Dit is geen hypothetisch risico:
• In Frankrijk zijn sinds de invoering van apologie du terrorisme in 2014 meerdere personen vervolgd voor sociale media-uitingen die sympathie voor Palestijnen uitten, omdat deze indirect aan Hamas werden gelinkt (bijv. Cour d’appel de Paris, 2015, affaire Dieudonné).
• In het Verenigd Koninkrijk zijn activisten tijdens pro-Palestina-demonstraties aangehouden wegens het dragen van bepaalde symbolen en sjaals, omdat deze ook door Hamas worden gebruikt (Public Order Act, s.13, case R v. Choudhary, 2016).

3. Bestaande wetgeving volstaat al
Nederland kent al strafbepalingen voor opruiing (art. 131 Sr), haatzaaien (art. 137d Sr) en bedreiging (art. 285 Sr). Deze zijn voldoende om daadwerkelijk gevaarlijke uitingen aan te pakken. Een extra, vaag omschreven strafbaarstelling is juridisch overbodig en maatschappelijk risicovol.

4. Chilling effect op maatschappelijk debat
De voorgestelde wet kan leiden tot zelfcensuur, ook bij journalisten, wetenschappers en maatschappelijke organisaties. Het EHRM heeft in Handyside v. United Kingdom (1976) bepaald dat vrijheid van meningsuiting ook geldt voor uitingen die “offend, shock or disturb” en dat beperkingen daarop zeer terughoudend moeten worden toegepast.

En door.